Te pronk staan.
De kleine deugniet van onze gravure heeft zeker een of andere guitenstreek bedreven, dat hij met de ezelsmuts op het hoofd boven op de bank moet staan. Toch ziet men bij nadere beschouwing onmiddellijk dat hij niet tot veel deugnieterij in staat is, en het zou zoo onmogelijk niet zijn, dat de kleuter, die zijn gestraften makker met de handen op den rug staat uit te lachen, meer van de bedreven overtreding weet dan de beschaamde delinquent; want het zijn niet alleen de groote menschen die de kunst verstaan om het vuil voor hunne deur op buurmans stoep te vegen, ook schooljongens kennen die manoeuver uitstekend. De gestrafte toont zich echter beschaamd en dat pleit voor hem, hij zij schuldig of onschuldig; moge hij, wanneer hij eenmaal in de maatschappij optreedt zich altijd beschaamd toonen over een gepleegd onrecht of vergrijp, dan zal de herinnering aan zijne jeugdige overtredingen hem tot leering blijven.