Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.
Bewerking van den grond.
Spitten in het najaar. Wanneer men in de maand november in vele groentehoven een blik werpt of zijne oogen laat gaan over vele bloemhoven, dan bemerkt men spoedig hoe weinig waarde er over 't algemeen nog wordt gehecht aan eene goede grondbewerking in den laten herfst. De meeste groentehoven toch liggen in dezen tijd van het jaar nog even zoo, als toen ze door de groenten werden verlaten; in vele bloemhoven zijn de perken - in zoeverre althans als deze niet met bloembollen zijn bezet - overdekt met de gestorven overblijfsels van zomerbloemen. Eerst in het vroege voorjaar, als sneeuw en ijs zijn verdwenen, begint men gewoonlijk pas aan het bewerken van den grond te denken; men begrijpt niet dat men den besten tijd om de vruchtbaarheid der aarde te verhoogen heeft laten voorbijgaan. Hierbij komt nog dat vele groentesoorten en bloemen geen bemisting in het voorjaar kunnen verdragen en dus, om in de lente en in den zomer krachtig te kunnen groeien, nu gaarne den grond reeds van mist zien voorzien. Aanbeveling verdient het dus in november een gedeelte van den groentehof te bemisten en sommigen bloemperken thans al eene goede hoeveelheid mist te bezorgen. Maar ook, afgezien van den af keer van sommige planten voor eene versche bemisting in het voorjaar, is het van groot belang de aarde in den laten herfst om te leggen, haar geheel bloot te stellen aan den invloed van het winterweêr. Het regen- en sneeuwwater, dat in den winter in den gespitten grond dringt, oefent door middel van de vorst eene groote verandering uit op de aarddeeltjes en het plantenvoedsel. Gespitte grond wordt door de heilzame werking van den vorst los en mul; het plantenvoedsel, dat er zich in bevindt, wordt ontbonden en in den vorm gebracht, waarin het door de planten gemakkelijk kan opgenomen worden. Niets hiervan geschiedt als men den grond eerst na den wihter bewerkt. De hardheid van de aarde, gevoegd bij het kleed van onkruid, dat dikwijls in den winter den grond overdekt, beletten het doorsijpelen van het regen- en sneeuwwater; de aarddeeltjes kunnen niet losvriezen en het plantenvoedsel blijft onontbonden in den grond liggen. Vergelijk eens de aarde, welke gedurende den winter gespit heeft gelegen met die, welke eerst na den winter werd omgelegd: de eerste is los en vettig op het gevoel, hare bestanddeelen zijn weinig samenhangend en kleven aan de vingers; de tweede is vast en schraal, scherp en mager. Ook de insecten, welke in den winter in de aarde huizen, worden door het spitten van den grond in het najaar aan de koude overgeleverd en gedood, terwijl zij veilig overwinteren in ongespitte aarde. leder ledig plekje in den moeshof, ieder onbezet perk in den bloemtuin worde dus vóór den winter diep en ruw gespit en blootgelegd voor regen en wind, ijs en sneeuw. In de lente zal ik dan eens opgeven welke groentesoorten en bloemen gaarne groeien op bedden en perken, waaronder in den herfst mist gebracht werd.