Nuttige wenken en opmerkingen over land- en tuinbouw.
Boomteelt.
Bewaring van eekels. In de vorige aflevering gaf ik eenige opmerkingen over de eekels in het algemeen en beloofde dat ik binnenkort over de bewaring dezer vruchten voor zaad gedurende den winter spreken zou. Daar de tijd der rijpwording der eekels met groote schreden nadert, zoo zal ik over die bewaring reeds in dit nummer spreken.
Nadat men dan uit de verzamelde rijpe zaaieekels de ingedroogde en dorre heeft verwijderd brengt men ze op eene zeer droge plaats. Hier schudt men ze zeer dun uit om het broeien te voorkomen en het uitwasemen of ‘zweeten’ te bevoorderen. Een zolder is hiertoe het beste geschikt. Men laat ze hier nu liggen tot ze volkomen zijn opgedroogd. Vervol gens make men op eene watervrije plek eenen ondiepen kuil in de aarde en schud hierin de eekels, welke men van te voren met droog zand of droge haardasch heeft vermengd. Men zorge er vooral voor dat de eekels in den kuil niet dikker op elkaar komen te liggen dan ongeveer 3 dM. en dat de kuil niet al te lang en breed is. Eene lengte van I M., bij gelijke breedte, is reeds groot genoeg. Is de inhoud van den kuil te groot en liggen de eekels te dik op elkander, dan gaan zij dikwijls in den winter ontkiemen en ik zal wel met behoeven te zeggen, hoe schadelijk dit in den zaaitijd voor den houtteler is Men dekt den kuil met de uitgegraven aarde toe en zorgt er voor, dat die overdekking slechts zoo dik mag zijn, als noodig is om den vorst buiten den kuil te houden. Zóó bewaard blijven de zaaieekels gedurende den winter volkomen gaaf. Is de maand maart gekomen, dan haalt men ze uit de bewaarplaats om ze in den grond te brengen. Ik vind later wel gelegenheid om op het zaaien van eekels omstreeks dien tijd nader terug te komen.