de lucht zich van het water af; het laatste vloeit in B weg, terwijl de lucht door een caoutehouc-buis bij D in het aquarium A ontsnapt. Om de lucht in zeer kleine bolletjes te verdeelen is het voldoende den mond van de caoutchouc-buis (bij D dus) met een klein stukje spons of poreuze houtskool aan te vullen.
Het groene zeewier is volstrekt noodzakelijk om de ontwikkeling der champignons tegen te gaan, die alle dieren zouden doen omkomen. Het aquarium moet met een glas gedekt worden om de verdamping van het water te verhinderen. Bijna alle zeedieren, welke in de streek der wieren leven, dat is op eene diepte van hoogtens 100 meters, kunnen in het door ons beschreven aquarium maanden, zelfs jaren lang in het leven en gezond gehouden worden. De visschen kunnen met insecten of zeewaterdiertjes gevoed worden; de overige bewoners van het aquarium leven van den afval der visschen of van wieren.
In ons vorig nommer wezen wij er op dat de zon in zekere gevallen het kunstlicht overbodig maakt; zulks is evenzeer met het vuur het geval. Als kind hebben wij ons allen met de bekende brandglazen vermaakt. Wij lieten de zonnestralen door een bolgeslepen glas vallen, waarbij de in een bundel vereenigde stralen een stukje papier of een weinig stroo in brand staken. Soms hadden we de onbarmhartigheid een vlieg in het brandpunt te plaatsen, om te zien in hoe korten tijd het arme dier verkoold was, of wij waagden er onze kielen of zakdoeken aan; de eerste kwajongenstreek haalde ons den biilijken toorn der dierenbeschermers, de tweede dien onzer ouders op den hals. Toen wij in de hoogste klasse der school de oude geschiedenis bestudeerden, kwamen wij te weten, dat de Syracuzers eene geheele vijandelijke vloot door middel van brandspiegels in brand staken.
Dat de zonnestralen onder zekere omstandigheden het vuur door middel van brandspiegels en brandglazen vervangen kunnen, is dus reeds eene heel oude wetenschap. De toepassing daarvan in het dagelijksch leven zou echter tot op onze dagen bewaard blijven. Een paar weken geleden verdrong zich eene nieuwsgierige menigte in den tuin van het Conservatoire des Arts et Métiers te Parijs voor eenige zonderlinge toestellen. Men zag te midden van een grasperk een hefboom eene pomp in beweging brengen. De stoom floot, het water steeg als een fontein op, maar men zocht vergeefs naar eene machine en kolen: geen vuurhaard of vuur was te zien; in een ijzeren pot zag men vleesch braden, in een anderen groenten koken, enz. Geen vuur echter! Er werd warme wijn en koffie rondgedeeld, maar vuur was nergens te zien. Wie bracht den hefboom in beweging, wie deed het eerste tot stoom overgaan, wie braadde het vleesch en kookte de groenten? De zon! - De zonnestralen werden door verzilverde brandspiegels opgevangen en deden, saâmgetrokken, den dampenden stoom zich uit het water ontwikkelen, de met water gevulde potten pruttelen, de koffieketels gezellig zingen en - het publiek in bewonderende kreten uitbarsten.
De inrichting van het geheel is hoogst eenvoudig: een brandspiegel van verzilverd koper wordt met de holle zijde naar de zon gekeerd; in het middel- of brandpunt van den spiegel bevindt zich het te verwarmen voorwerp, van een zwart omhulsel omringd om de warmtestof te gemakkelijker op te nemen; het geheel met een glazen bekleedsel bedekt, teneinde het uitstralen der warmte te beletten. De brandspiegels zijn, naarmate van hun gebruik, van verschillende grootte. Bij een middellijn van 60 centimeter doen zij den dienst van een klein fornuis en kan men er groenten meê koken, vleesch braden, enz. Om stoommachines in beweging te zetten behoeven ze een middellijn van 3.50 tot 8 meters.
Bij de te Parijs genomen proeven kon men met de kleine reflectors in een oogenblik lood smelten, water koken, enz.. Met den grooten reflector had men binnen een half uur 60 liters kokend water, en pompte de machine geregeld 100 liters water per minuut 3 meters hoog op.
In onze koude luchtstreek, waar de zon zoo zelden schijnt en slechts gedurende enkele zomermaanden een genoegzame warmte geeft, kunnen de brandspiegels niet van algemeen en practisch nut zijn; wèl echter in de warme luchtstreken: daar kunnen ze een goed gedeelte van het jaar met een overgroote besparing van kosten aangewend worden, zoo wel in de keuken als bij het in beweging brengen van kleine stoommachines.
Een der sprekendste bewijzen van de gewichtige diensten door de middeleeuwsche kloosters aan de wetenschap en de kunst bewezen, zijn de manuscripten van voor vele eeuwen, evenzeer merkwaardig om de oudheid er van als om den rijken, ongeëvenaarden inhoud. Wanneer men die overheerlijke manuscripten met hunne schitterend gekleurde miniaturen op gouden grond inziet, staat men verbaasd over het geduld en den verheven kunstzin der zoo veel gesmade monniken.
Een der merkwaardigste manuscripten uit het begin der middeleeuwen, welke tot heden bewaard is gebleven, was dezen zomer te zien op de nationale tentoonstelling te Brussel - merkwaardig om zijne oudheid, zijn oorsprong en schoonheid. Het is het beroemde Evangelieboek, vroeger bewaard in de abdij van Eick, thans toebehoorende tot de archieven van de kerk te Maeseyck - het oudste miniatuur-manuscript dat België bezit. Dit onschatbare boek is het werk van de twee zusters Harlinde en Relinde, door den bisschop van Utrecht, den heiligen Willebrordus, en den heiligen Bonifacius, die naar Eick waren overgekomen om er het klooster en de kapel, eene stichting van de beide vrome vrouwen, tot abdissen verheven, in te wijden.
Van haar is het prachtige Evangelieboek afkomstig, dat de bewondering heeft opgewekt van ieder die de tentoonstelling te Brussel bezocht. De levensbeschrijver der beide heilige vrouwen, die in de negende eeuw leefde, deelde meê, dat de miniaturen van het manuscript zoo goed bewaard waren dat het goud en de kleuren nog in al hun oorspronkelijken glans schitterden. Hoe verwonderd zou de man geweest zijn, zoo hij had kunnen weten, dat hetzelfde manuscript duizend jaar later nog dezelfde frischheid en denzelfden gloed zou vertoonen!
Het heerlijke manuscript, versierd met miniaturen aan de Evangeliën ontleend, is een boek in klein folio, waarvan tekst en hoofdletters door hun vorm nog aan de klassieke oudheid behooren. Beiden zijn keurig en met veel kunst bewerkt; de miniaturen vooral hebben voor de geschiedenis der achtste eeuw eene hooge waarde, even als het manuscript zelf eene onschatbare waarde vertegenwoordigt.
Hoewel tot een geheel ander onderwerp overgaande, stappen wij nog niet van de boeken af. Menig kostbaar boek- of plaatwerk is door de alles doordringende olievlakken bedorven. Er bestaat echter een middel om vet- of olievlakken uit het papier te verwijderen. Wij gelooven velen een dienst te doen dit middel aan de hand te geven. Men legt namelijk een vrij groot stuk vloeipapier op de vlak en verwarmt het blad door middel van kleine stukjes gloeiende houtskool, welke men in een zilveren lepel heeft gelegd. Men verschuift het vloeipapier naarmate het de olie of het vet opneemt, zoodat steeds nieuwe gedeelten met de vlak in aanraking komen. Ten slotte brengt men aan beide zijden van het papier een weinig sterk verwarmde terpentijnolie, en door nog een weinig alcool op de plaats der vlak te brengen, is deze geheel verdwenen en heeft het papier zijn oude helderheid teruggekregen.