De regen.
De regen is een der weldadigste machten en verschijnselen der schepping; gelijk er zonder dampkring geen leven op aarde mogelijk zou zijn, zoo zou zonder den regen alle leven verdorren en verslensen en de aarde eene groote woestijn worden, wanneer de wortels des levens niet werden versterkt en tot vruchtbaarheid ontwikkeld door de stroomen weldadig vocht die uit den hemel vallen. De regen is de moeder der vruchtbaarheid; vocht en zonneschijn zijn de voorwaarden van allen bloei hier beneden, maar beiden moeten vereenigd werken, zullen zij goede levensvruchten voortbrengen. Het water behoeft echter niet altijd uit de wolken te komen om zijne zegening aan de aarde mede te deelen: Egypte, waar het zelden of nooit regent, is zijn geheele vruchtbaarheid verschuldigd aan den Nijl, die ieder jaar buiten zijne oevers treedt en het geheele land met zijn slijkhoudend vocht bevrucht.
Ook de mensch gevoelt den heilzamen invloed van den regen; zonder regen zouden wij versmachten en verdorren als het minste blaadje op het veld. Wie onzer kent niet bij ondervinding de heilzame werking van den regen op ons gestel, wie heeft op gloeiende zomerdagen zijn loomen en tragen geest niet voelen opgewekt worden, wanneer eene regenvlaag de lucht kwam verfrisschen? Om zich een gedacht te maken van de werking van den regen, behoeft men zich slechts een landschap voor te stellen dat lang zonder regen is geweest en ligt te blakeren in de onmeêdoogende zon.
Geen enkel tochtje beroert den atmosfeer, wiens atomen schijnen te gloeien en te branden; de boomblaêren zijn verdroogd van de hitte, de bloemen zijn half verdord en dreigen van de stengels los te laten; het gras is vaal en verkleurd en schijnt geen groeikracht meer te bezitlen; alles wat zich in vruchtbaarheid openbaart, is tot stilstand gekomen, geen vogel zingt meer in de takken; de beken zijn uitgedroogd; de runderen der weiden zoeken loom en traag de schaduw; alles levert ons een beeld des doods op. Maar de lucht, straks nog zoo onmeêdoogend, schijnt plotseling te betrekken; van alle kanten komen wolkengevaarten opzetten, die zich met elkander vereenigen en reusachtige schaduwen op het land werpen; een verkoelende bries begint te waaien, die de dorre blaêren voor een eogenblik doet trillen. De bliksem schiet door het zwerk, donderslagen klateren door de lucht, en stroomen van weldadig regenvocht, zoo, lang verwacht, zoo lang met smachtend verlangen afgesmeekt, komen als een bevruchtend