Op de duinen te Scheveningen.
Ofschoon de lage en vlakke kusten van Holland geenszins schilderachtig te noemen zijn, hebben zij toch voor velen aantrekkelijkheid. In het bijzonder wordt het dorp Scheveningen, in de nabijheid van 's Gravenhage, des zomers druk bezocht. Het is daar, dat de heer Blommers het onderwerp heeft gevonden voor de schilderij waarvan wij hier een gravure geven.
Een meisje draagt haar zusterke door het duin; het water komt haar tot aan de enkels, terwijl zij zich naar het andere kind spoedt, dat een weinig verder op een droogen zandheuvel zit. Waarschijnlijk is het drietal aan 't spelen en worden de twee kleinen om de beurt een eind weegs door het water gedragen. De houding van de hoofdfiguur is te gelijk krachtig en bevallig: uit de trekken van het meisje spreken een moed en onverschrokkenheid, eene dochter van een hollandschen visscher waardig. Het gelaat van 't kind is evenzeer vol uitdrukking: lieftalligheid en zachtzinnigheid zijn vermengd met eene zekere mate van vrees, die de kleine kwalijk kan onderdrukken bij den aanblik van het opkomend getij. Er is echter vooralsnog geen gevaar en het meisje zette het spel dus gerust nog een wijle voort.