De muziek bij de Kirgizen.
‘Overal waar harten kloppen wordt gezongen,’ heeft eens een dichter gezegd, en hoe weinig waarde men in het gewone leven ook aan een dichterlijk woord kan hechten, toch zal niemand de waarheid dezer woorden kunnen ontkennen. De muziek of om met den dichter te blijven spreken, de macht der toonen, is ten allen tijde en bij alle volken eene wezenlijke macht geweest, die haar invloed heeft doen gelden.
De echo van het vroolijke lied weêrgalmt zoowel in de nederige hut als in het trotsche paleis, zoowel bij de beschaafde westersche volken als bij de oosterlingen. Laatstgenoemde echter zijn meer gehecht aan de ernstige en zwaarmoedige toonen, want geheel hunne levensbeschouwing berust op een dichterlijken grondslag.
De meest eigenaardige wijze van musiceeren vindt men bij de Kirgizen weêr. Een zingende Kirgis zoekt bij voorkeur de eenzaamheid en het nachtelijk duister om aan zijn gevoel lucht te geven. Wanneer op een helderen zomernacht de sterren aan den hemel tintelen en aan het snelvlietend water eener rivier een tooverachtigen schijn geven, kan men aan den oever verschillende zangers aantreffen, die met gekruiste beenen en het hoofd eenigszins naar den schouder overhellend alles bezingen, wat hun eerbied inboezemt of wat hun lief en dierbaar is.
De welluidendheid hunner toonen is voor het oor van een Europeaan volstrekt niet aanlokkelijk, want wat wij melodie noemen, ontbreekt bij hen geheel en al, daar bijna elke golving in het hooger en lager zingen zich oplost in een enkelen trillenden toon, die meer op een klacht dan op een zang gelijkt en van het zachte piano tot het fortissimo zwelt, lang uitgehouden wordt en ten slotte met een ‘oe-iet’ eindigt. De indruk, dien men er van krijgt, is dan ook meer die van de uiting van smart dan van genoegen.
De gelaatstrekken van den zanger zijn daarmeê in volkomen harmonie en spreken van afmatting, wat een onvermijdelijk gevolg is van het lang uithouden van een toon, dat hem belet adem te halen en hem in een toestand brengt, die het verstikken zeer nabij komt. Indien men niet wist, dat de zanger een buitengewoon genot smaakt, dan zouden de klagende stem en de angst, die uit de gelaatstrekken spreekt, voldoende zijn om het diepste medelijden op te wekken.
Wat echter in het gezang aan melodie ontbreekt, wordt goed gemaakt door het belangwekkende van de voordracht, en daarop gaat de Kirgis niet weinig trotsch, want dit is een kenmerk van wat hij zijne nationale muziek noemt. Wie het 't verste in de voordracht gebracht heeft, wordt door zijne stamgenooten een groote eerbied toegedragen, en even zeer als het oor des vreemdelings gemarteld wordt bij het hooren dezer muziek, even zeer brengt zij de inboorlingen in een toestand van genot die bijna aan zinneloosheid grenst.
Het is niet gemakkelijk, ja zelfs onmogelijk een goed en volmaakt beeld van deze lyrische ontboezemingen te geven; alleen dit kan men zeggen, dat zij een weêrspiegeling zijn van alle aandoeningen, waarvoor de Kirgizen vatbaar zijn.
Het heeft daarenboven den schijn als of muziek en zang eene kunst is, die alleen door jongelingen kan beoefend worden, daar de vrouwen van den stam in 't geheel niet zingen. Ook het dansen is hun geheel onbekend, want het draaien van het bovenlijf terwijl de voeten vast op hunne plaats blijven kan niet als een dans aangemerkt worden.
Is het moeielijk een aanschouwelijk beeld van hun gezang te geven, met hunne muziek, in den engeren zin van het woord, is dit gemakkelijker, daar men zich hunne muziekinstrumenten slechts behoeft voor te stellen. Het volmaaktste instrument, dat zij bezitten, is de balalaïka, die uit een plank bestaat in den vorm van eene mandoline, waarop een aantal paardenharen gespannen zijn, die getokkeld of gestreken worden. Meer gebruikelijk is echter de schalmei en de fluit, die nog den oorspronkelijken vorm hebben behouden, vóór Apollo de verbeterde uitvond.
De fluit bestaat meestal uit stelen van planten, terwijl de schalmei nog eenvoudiger uit bladeren of grashalmen gemaakt is. De tamboerijn, welke bij alle Oostersche volken het eerste instrument is, is bij de Kirgizen geheel onbekend. Wanneer zij eene muziek op Europeesche wijze hooren, kan men aan hen zien, dat zij er door meêgesleept worden, hetgeen echter niet wegneemt, dat de Kirgis zijne kunst schooner vindt en er ook meer verheven over spreekt en denkt.