- Wie weet?
- Nu, wees dan maar wederom de slimste, hernam Klinkert, die alles beter dan een ander wilde weten; de tijd zal leeren - wie handelt zoo als ik, mag hopen haver en boekweit binnen te rijden; wie de wijsneuzen van het dorp navolgt, heeft vooreerst noch koren, noch tarwe, en heeft den tijd voor de zomervruchten laten voorbijgaan.... en daarmeê uit!
- En ik voor mij verwacht stellig regen, zeide een stokoude boer, die het gesprek stil had afgeluisterd.
- Is de wind om? vroeg Klinkert.
- Neen, de wind is noord, en de lucht ziet er uit alsof zij met een bezem was schoon geveegd, alles duidt aan, dat de droogte moet blijven voortduren, en toch verwed ik mijn pink dat er regen komt, hernam de stokoude boer.
- Wanneer, wanneer? vroeg Klinkert.
- Eer wij drie dagen verder zijn, was het antwoord; morgen beginnen de kruisdagen....
- Ha, ha! of het ook daarom zou moeten regenen! lachte Faust Klinkert.
- Ja, zeker; bij lange droogte regent het, voor de derde kruisdag voorbij is.
- Wat kan een kruisdag aan weêr of wind te zeggen hebben? lachte Faust.
- De dag zelf juist wel niet, maar er wordt in die dagen veel, zeer veel gebeden, en.....
- Ook daarom regent het niet; van al dat bidden om regen of droogte heb ik nooit in mijn leven groote uitwerkselen gezien; bidden? waartoe dient dat? Tot niets, spotte Klinkert.
- En toch zal het den tweeden of den laatsten kruisdag regenen, hield de stokoude boer vol, dat weet ik bij ondervinding, en mijn vader, die negentig jaren werd, en mijn grootvader, die er bijna honderd was, zeiden dat ook.
- Nu, betrouw dan maar op uw eigen ondervinding, en op die van vader en grootvader, lachte Klinkert; ha! ha! of het daarom regenen zou, dat de pastoor met koster, kerkzangers en kruis daar langs het akkerpad loopen, en paarden en koeien met hun kerkgezang op den loop jagen!
Faust vermaakte zich met de kruisdagen en bleef, bij het ledigen van zijn bierglas, schimpen, kijven en schelden op den pastoor en de kerk met haar bijgeloovigheden.
De boeren schimpten, keven en scholden niet mede; neen, de boeren, die niet zoo beschaafd, zoo verlicht waren als Faust Klinkert, hadden vertrouwen in de gebruikelijke gebeden der kruisdagen, even als zij vertrouwen hadden in alles wat hun van jongs af was voorgehouden door den ouden dorpsherder.
Den volgenden dag was het kruisdag. Het weder was zoo als gisteren, eergisteren en de voorgaande dagen: de torenhaan stond nog altijd met zijn bek in het noorden; de gouden vogel met zijn gekrulden staart stond daar zoo beweegloos op zijn ijzeren spil, alsof hij nooit zijn kop meer zoude omdraaien; de lucht was, even als sedert dagen en weken, droog, blauw en helder, en de noordenwind joeg de zandwolken over de akkers, de weiden, de bosschen, juist zoo als hij dit sedert een heelen tijd gedaan had.
Vroeg in den morgen luidde de torenklok, en al wie van huis kon, begaf zich naar den tempel. Toen de dienst uit was, verscheen aan de kerkdeur een man die een kruis droeg; achter hem volgden twee lange rijen schoolkinderen, de kerkzangers, de koorknapen met hunne zwarte togen en witte koorhemden, en achter dezen de drie geestelijken der kerk, - de veldwachter in zijn groene uniform en den blooten sabel in de hand, de kepi schuins op het hoofd, ging onmiddellijk achter de priesters. - en achter den gewapenden, gemeentelijken ambtenaar volgden de boeren met hunne vrouwen, zonen en dochters; meer dan het halve dorp sloot zich bij den stoet aan. Zoo trokken die honderden en honderden geloovigen, onder het zingen der kerkzangen, door het dorp het wijde akkerveld in, waarna men in den langen, ingetogen stoet, op drie, vier plaatsen te gelijk den rozenkrans aanhief. Vervolgens zong een der priesters de litanie van Gods heiligen, die van daarboven uit den hemel luisterden naar al die smeekende stemmen hier beneden. De stoet toog door de akkers, de velden, de bosschen, onverpoosd biddend, dat de almachtige Landbouwer uit den hemel Zijn zegen over de vruchten der aarde zou doen nederdalen. Laat in den morgen kwam de biddende menigte in het dorp terug. Klinkert stond op zijn hooizolder voor het kleine venster, en zag het kruis, dat boven de heggen uitstak, langzaam naderen.
bij de boeren.
Toen de dienst uit was, verscheen aan de kerkdeur een man die een kruis droeg....
- Ja, schreeuwt maar zoo hard gij kunt, grinnikte Faust; indien gij het daarmeê aan 't regenen kunt helpen, is het mij goed.
Toen de stoet in de kerk was, klom hij van zijn hooizolder en ging op de werf staan roepen:
- Sanna, Sanna! kom eens even buiten!
- Wat is er? vroeg zijne dochter door het geopende venster.
- Dat is nu al heel sterk, met daar een paar uren door de akkers te loopen, begint het eensklaps te regenen.
- Foei, vader, waarom spot gij met heilige zaken? vroeg het meisje op strengen toon.
- Indien dat zoo voortgaat, loopen wij nog gevaar letterlijk te verdrinken.... Zie maar, hoe het er uitvalt!
- Dat is een ongepaste en schuldige spotternij; 't is toch niet gemeend, hoop ik, antwoordde Sanna.
- Neen, 't is om te lachen, zeî haar vader; maar wie zou niet lachen, wanneer men daar groote, verstandige menschen, priesters, leden van den gemeenteraad en de zoogenaamde heeren van het dorp biddend en zingend door een zee van stofzand ziet loopen, omdat het niet wil regenen.... Nu, laat hen maar zingen, bidden en door het zand draaien, ik voor mij ga een pijp opstoppen en een glaasje brandewijn drinken.
Den volgenden dag toog dezelfde processie van gisteren wederom uit de kerk, en sloeg een anderen weg in dan gisteren; en ook den derden dag galmden de kerkzangen en de gebeden van den rozenkrans, door honderden en honderden stemmen herhaald, langs het akkerland, de weiden en de bosschen.
Toen de stoet in het dorp wederkeerde, stond Klinkert wederom op zijn hooizolder voor het kleine venster, en vroeg met zijn gewonen spotlach:
- En wat hebt gij nu met al die beweging gewonnen? Dat er een frissche bui kwam, was zeer wenschelijk, doch het doet mij heimelijk genoegen, dat het juist niet regenen wil, terwijl men daar gekke vertooningen maakt.
- Vader, de wind is om! riep Sanna, die onder aan de zolderladder stond.
(Wordt vervolgd.)