De Belgische Illustratie. Jaargang 11
(1878-1879)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
eierdopje, waarin een nog kleiner dop geplaatst was, in 'twelk zich een roodbruin vocht bevond met een lepeltje er in. Dit vocht had in kleur en reuk eene treffende overeenkomst met wat onze huismoeders koffiedik noemen, en toen ik er Van proefde, ontving mijn verhemelte eene gewaarwording, als had ik een mondvol opgewarmd dik cichoreinat in de keel. Ik haastte mij den afschuwelijken smaak der ‘arabische koffie’ met een glaasje chartreuse te verdrijven, een glaasje zoo groot, of liever zoo klein, dat zoo de frank, dien ik er Voor betalen moest, er in had kunnen liggen, het notedopje geheel leêg zou geloopen zijn. Intusschen zag ik den olifantachtigen aanvoerder der marokkaansche muzikanten een lichte beweging maken, waarop het vijftal het wonderlijkste koncert begon dat ik in mijn leven hoorde. En tusschen de akkoorden van viool, guitaar en tamboerijn mengden zich de strofen van een lied, zoo eentoonig vreemd en Vreemd eentoonig, dat de melodie mij nog een uur lang in het oor dreunde en ik mij 's nachts in den droom omringd zag van logge Marokkanen, wier zonderling gezang ik te vergeefs poogde te ontvluchten. Gelukkig kon ik zulks wel het ‘Café-concert de Maroc,’ zoodat ik mij reeds zeer verre bevond, alvorens het zonderlinge lied der zwaarlijvige zuiderlingen geëindigd was. Wie zijn geld, zijn smaak en zijn gehoorvlies lief heeft, ga niet naar het genoemde café-concert.
J.A.V. |
|