romeinsche keizers, zich naar hem genoemd hebben, maar ook omdat hij in zijn leven en streven een beginsel vertegenwoordigt, waarom nog altijd gestreden wordt en dat in onze eeuw reeds tweemaal de staatsorde van een groot rijk heeft omgekeerd. De eerzucht heeft zich op zijn naam beroepen, waar zij de wetten deed zwijgen en zich met geweld van een troon meester maakte; zijne groote schaduw heeft dikwijls tot dekmantel gediend voor daden, die voor het licht des hemels hadden te blozen, en menige eerzuchtige, die in zijne ontwerpen mislukte, meende, dat hij slechts zijn mantel had om te slaan om eervol te sterven. Toch kunnen mannen als Cesar niet nagevolgd worden. In den kader van hunnen tijd nemen zij de grootste plaats in en stellen hunne geheele omgeving in de schaduw, maar in eene andere lijst zouden zij misplaatst zijn. Over hoeveel gaven toch iemand beschikt, indien hij tot grootheid komt, zal deze grootheid evenzeer de vrucht zijn der omstandigheden als van zijn genie, en kroonpretendenten, die zich voor hunne daden op anderen hebben te beroepen, bewijzen dat zij slechts voor tooneelkoningen geboren zijn. Het is niet waarschijnlijk, dat Napoleon I aan Cesar zal gedacht hebben, toen hij het Directoire omverwierp; hij handelde op eigen aandrang, uit eigen inzicht, eigen eerzucht, en de keizerlijke mantel, dien hij zich later omsloeg, paste hem als of hij er mede geboren was. Hij was reeds keizer toen hem het beeld van Cesar voor den geest kwam, en hij drukte hem de handen, niet als navolger, maar als van zijne familie zijnde.
Men moet de geesten beoordeelen naar hun tijd en ook voor dezen tellen verzwarende of verzachtende omstandigheden bij het opmaken van hun vonnis. Laat Rome dus voor ons opdagen, en kleeden wij de schimmen der geschiedenis voor een oogenblik op nieuw met vleesch en beenderen.
Julius Cesar werd in het jaar 102, den 12 juli te Rome uit het oud-Albaaasche geslacht der Juliussen geboren. De geschiedenis is niet bijzonder mild in bijzonderheden uit de kinderjaren van den grooten Romein, en Suetonius noch Plutarchus hebben het de moeite waard gedacht, hem in een anderen leeftijd op te voeren, dan toen hij de toga virilis reeds lang had aangetrokken. Toch zou het schetsen van den indruk, dien het Rome van dien tijd op den jongen Cesar moet gemaakt hebben, een belangrijk hoofdstuk hebben kunnen zijn. In zijn kinderjaren toch viel de geweldige titanenworsteling tusschen Marius en Sylla, en al de verschrikkingen van den burgeroorlog, stroomen bloeds, verminkte lijken, terechtstelling van duizenden, verbeurdverklaringen en verbanning heeft hij als knaap zelf medegeleefd.
Het geslacht der Romeinen van zijn tijd was diep ontaard; de republiek had reeds alle republikeinsche deugden uitgeschud, en de oude akkerlievende, het vaderland-beminnende eenvoud en gerechtigheid-liefhebbende Staat was reeds lang ondergegaan. Het veroverende Rome was op zijn beurt veroverd geworden; in alle deelen van de toen bekende wereld waren de romeinsche kohorten reeds binnen gedrongen, maar het [...]wonnen Griekenland wist zich met zijne kunst, [...]ne wetenschap, zijn godsdienst op zijne beurt [...] Rome meester te maken, terwijl de aziatische [...]kheid, zinnelijkheid en prachtlievendheid, de afrikaansche slimheid en wreedheid zich eveneens naar Italië en zijne hoofdstad verplaatsten. Rome begon reeds eene wereld[...]d te worden; vaderland en wet, waarvoor de Romeinen van vroeger zoo dikwijls in den dood waren gegaan en welke bij hen als het heiligste onder de zon aanzien werden, begonnen in minachting te komen, en waren voor ontelbaren slechts de voetdwijl hunner eerzucht. Van de oude deugden, waarvoor men altaren gesticht en tempels gebouwd had, bestond nog slechts de onverschrokkenheid, die op zoovele slagvelden tot wreedheid en bloeddorst was geworden. Panem et circenses, klonk de wilde volkskreet langs de straten van Rome, hetgeen niets anders wilde zeggen dan brood en bloed - het bloed van zwaardvechters en wilde dieren, en wanneer het zijn moest, ook der burgers zelven. Daar kwam nog bij de eeuwenoude strijd tusschen den senaat en het volk, tusschen de optimaten en centurionen, een strijd door geen wetten te bezweren, en die van af Marius en Sylla Rome in twee kampen verdeelde. De eenige vruchten van dien strijd vielen de gewetenlooze eerzucht in de handen, de eenige gebiedster nog in Rome, die de wetten deed verstommen, het recht deed zwijgen, en ambten en waardigheden ronddeelde.
De eerste maal, dat wij Cesar in dezen tijd van beroerten op den voorgrond zien treden, was tijdens het bewind van Sylla. Na Marius en Cinna overwonnen te hebben, was deze heer en meester over den romeinschen staat geworden en heerschte onder den titel van dictator. Hij ving zijn bewind aan met eene slachting onder zijne tegenstanders; Rome geleek een kerkhof, zoo vreeselijk had de bijl onder zijne bewoners gewoed. In naam en als tegenstander van Marius vertegenwoordigde Sylla de partij van den senaat, maar in wezenlijkheid vertegenwoordigde hij slechts zijn eigen partij en gedurende zijn schrikbewind spaarde hij noch het volk, noch den senaat. Wel stelde hij het bestuur der zaken weêr in handen der optimaten, maar het was slechts op voorwaarde, dat zij zijn bewind zouden erkennen. Deze willekeur blijkt ook uit zijn gedrag tegenover Cesar, die rechtens afstamming en geboorte tot den senaat behoorde. Cesar was met sterke banden aan de partij van Marius verbonden; de zuster zijns vaders, dus zijne tante, was de vrouw geweest van den cimbrischen held, terwijl hij zelf getrouwd was met Cornelia, de dochter van Cinna, die hem een rijken bruidschat had meêgebracht. Zijne eerste vrouw, Cossutia, de dochter eens ridders, had hij reeds voor dien tijd verloren. Sylla eischte thans, dat Cesar zijn huwelijk met Cornelia zou ontbinden, en dat hij zijne stiefdochter zoude nemen.
Cesar weigerde echter en haalde zich daardoor den toorn van den dictator op den hals. Hij werd uit zijne waardigheid als Hamen ontzet, zijne goederen werden verbeurd verklaard en hij zelf met een zware geldboete gestraft. Hij moest zich eenigen tijd verborgen houden, om het zwaard des beuls of van Sylla's partijgangers te ontkomen, totdat de vestaalsche maagden en zijne bloedverwanten Mamerius, Emilius en Aurelius Cotta zich zijne zaak aantrokken en voor hem vergiffenis en genade van den dictator verwierven. Het was bij deze gelegenheid, dat Sylla de merkwaardige en profetische woorden sprak: Zij zouden hun zin hebben en Cesar zou gespaard blijven; maar zij moesten weten, dat hij, dien zij voor zoo onschadelijk hielden, eens de ondergang zou zijn van den senaat en de optimaten, want dat in hem meer dan een Marius stak.
Uit deze woorden van Sylla blijkt de scherpe menschenkenner, maar er blijkt ook eveneens uit, dat Cesar reeds toen te Rome een puntje van zijn geest moet hebben doen blijken en op de eene of andere wijze ten dienste van eene partij moet werkzaam geweest zijn; uit welk een en ander Sylla zijne toekomst moet voorzien en aanleiding genomen hebben tot het uitspreken van dat scherp oordeel, dat door de gebeurtenissen maar al te zeer bewaarheid zou worden.
Het eerste optreden van Cesar als krijgsman in Klein-Azië tijdens den oorlog tegen Mithridates deed niet in het minst de groote veldheerstalenten vermoeden, die in hem verborgen lagen. Wel spreekt Suetonius van een burgerkroon, corona civica, waarmede Thermus, de praetor onder wien hij diende, hem vereerde wegens zijn aandeel in den strijd tegen Mytilene, maar dit eerbewijs werd ook aan gewone soldaten gegeven wegens betoonden moed. Later diende hij nog in Cilicië onder Servilius Isauricus, waar hij zich evenmin door groote daden schijnt onderscheiden te hebben. De mare van Sylla's dood riep hem echter onmiddellijk naar Rome terug, waar vooreerst het veld lag van zijn streven en eerzucht. Het eerste gewag dat de geschiedenis van zijn optreden aldaar maakt was een neêrlaag voor hem; hij trad namelijk als openbaar beschuldiger op tegen Cornelius Dolabella, oud-consul en triumphator, wien hij ten laste legde Griekenland als pretor uitgezogen te hebben. Dolalbella werd echter door eene machtige partij gesteund en niemand minder dan Hortensius, de groote voorganger van Cicero, trad als zijn verdediger op. Hij werd diensvolgens ook vrijgesproken en Cesar, om onaangename behandelingen te ontgaan, was verplicht voor eenigen tijd de stad te verlaten.
Tijdens zijn verblijf aldaar, had hij echter reeds partij gekozen, de partij des volks namelijk. Reeds vroeg schijnt hem het voorbeeld van Sylla of liever van Marius ter navolging te hebben aangespoord en zijn eerzucht had reeds een vastgesteld doel, voordat hij nog over de middelen beschikte om het te bereiken. Voorloopig begaf hij zich naar Rhodus, om aldaar onderricht te bekomen bij Apollonius Molo, den beroemden leermeester der welsprekendheid, die ook Cicero onder zijne leerlingen geteld had. Zoowel te Rome als in het oude Athene was het spreektalent het krachtigste middel om op het volk te werken, en die den palm der welsprekendheid wegdroeg, kon in de meeste gevallen zeker zijn van de overwinning. Hij zelf had dit reeds ondervonden in zijn proces tegen Dolabella, waarin de krachtigste bewijzen en zelfs de getuigenissen der steden hadden moeten zwichten voor de welsprekendheid van Hortensius. Het was in dezen tijd, dat de merkwaardige episode valt, waarvan de kloekmoedigheid, bij deze gelegenheid betoond, hem reeds als den Cesar van later dagen deed erkennen. Bij het eiland Pharmacusa namelijk, tusschen Samos en Patmos, werd hij door zeeroovers gevangen genomen. Cesar trok zich dit ongeval niet het minste aan en ofschoon hij wist dat zijn leven gevaar liep, gedroeg hij zich tegenover de zeeschuimers zoo trotsch, dat zij zelfs over zijne stoutheid lachten, daar zijne houding hun voorkwam als die van een zinnelooze te zijn. Hij dreigde zelfs hen te zullen laten kruisigen, wanneer hij ze in zijn macht kreeg, hetgeen de vroolijkheid nog vermeerderde, daar hij op dat oogenblik zeker het beeld der onmacht zelve was. Hij had zijne krijgsmakkers weggezonden om vijftig sestertiën - den losprijs voor hem vastgesteld - te Miletus of waar ook voor hem te borgen, en bijna veertien dagen bleef hij onder de zeeschuimers, hen vermakende door zijne geestige invallen of bedreigingen. Hij las hun gedichten voor, die zij niet begrepen en dus ook niet schoon vonden, waarom hij hen wegens hun lompheid berispte, hetgeen zij hem evenmin kwalijk namen als zijne bedreigingen. Eindelijk sloeg het uur der bevrijding. Maar nauwelijks was hij aan strand, of hij liet eenige schepen uitrusten, om de roovers te achterhalen en zijne bedreiging ten uitvoer te brengen. Hij achterhaalde hen wezenlijk, nam hen gevangen en voerde hen naar Miletus, waar hij hen naar de bedreiging, welke hij gedaan had, allen liet kruisigen.
Aan dit gedrag en deze houding herkent men reeds den fatalist van later tijd.
(Wordt vervolgd.)