Monaco.
‘Wij wonen op eene rots; wij zaaien of wij maaien niet, en toch moeten we leven.’ Deze spreekwijze der bewoners van het kleine, maar schilderachtig gelegen Monaco mag naar de letterlijke beteekenis opgevat worden. Deze kleinste der europeesche staten ligt op eene in zee vooruitstekende rots, in de golf van Genua, en ofschoon zijn rijksgebied nog geen half uur in lengte en breedte beslaat, wordt het geregeerd door een eigen vorstenhuis, dat het reeds van af de tiende eeuw bezit. De familie Grimaldi, aan wie dit gebied toebehoort, resideert nog altijd in hare stad, en heeft in weerwil der revolutionaire bewegingen haar eigendom weten te behouden.
De thans regeerende vorst is, als hertog van Valentinois, pair van Frankrijk, welks wetten in zijn vorstendom insgelijks van kracht zijn, behalve de conscriptie en het betalen van belastingen, waarvan zijne gelukkige onderdanen verschoond zijn. Het leger van Monaco bestaat uit zeventig officieren en manschappen, die van den hoogsten tot den minsten in rang, goed betaald en keurig gekleed worden, en alleen behoeven te paradeeren gedurende den tijd, dat de vorst in zijnen staat verblijfhoudt. Monaco wordt jaarlijks door 4 à 5000 vreemdelingen bezocht, een getal dat bijna viermaal grooter is dan de bevolking, doch in welken toevloed het vorstendom juist zijne middelen van bestaan vindt. Die stroom van vreemdelingen wordt hoofdzakelijk gelokt door den goeden naam, dien Monaco als badplaats heeft, maar ook wel door de speelbanken, welke daar nog geduld worden.
Zoodra het seizoen aanvang neemt, begint Monaco te leven en verdringen de badgasten elkander in de zalen en tuinen van het prachtige Monte Carlo, waar men, zoolang het seizoen duurt, de looden kogels over de roulette hoort loopen, afgewisseld door het eentoonige maar zoo aantrekkelijke geroep der croupiers: Faites votre jeu, messieurs!
De tooneelen, welke men daar jaarlijks te zien krijgt, geven stof voor menig drama, terwijl zelfs een gewoon opmerker nergens beter de menschelijke driften in hare hevigste en volle werking zien kan. Geheel het zoogenaamde beschaafde Europa heeft wraak geroepen over het voortbestaan der speelbanken van Monaco, en in waarheid, men moet zeggen, dat die inrichtingen heel verderfelijk zijn, doch de zoogenaamde beschaafde wereld heeft wel het minste recht hare afkeuring over de speelbanken uit te spreken.
Wanneer zij zich in twijfelachtige beursspeculatiën waagt, en in de hoop van een gelukkigen keer der fortuin, haar geheele fortuin op het spel zet, zoo als men dagelijks kan vernemen, wat is dat anders dan eene duivelsche speelwoede, waarbij de betrekkelijk kleine inzetten op de roulette slechts nietigheden zijn?
Duizenden hebben te Monaco hun ongeluk gevonden, terwijl het getal zelfmoorden van ongelukkige spelers schrikbarend is; doch de verfijnde beschaving, die om aan haar speelzucht te voldoen een anderen vorm daartoe gekozen heeft, heeft er evenveel en nog meer op haar geweten, en het beste bewijs daarvoor zou men kunnen vinden in de statistieken der zelfmoorden in groote steden, welke in de laatste jaren zoo ontzaglijk zijn toegenomen.
Afgezien van zijne speelbank, is Monaco een der prachtigste streken van Europa. Het nabijgelegen Nizza moet voor haar onderdoen in natuurschoon en heeft daardoor zeer veel van zijne jaarlijksche bezoekers den weg naar Monaco zien inslaan. De aanleg harer lustoorden is eenig in Europa, waarvan onze beide gravures een denkbeeld mogen geven. Wanneer men op een zomeravond in den hof van Monte Carlo is gezeten, heeft men aan zijne voeten de blauwe wateren der Middellandsche Zee, terwijl een blik in de dalen, rechts en links geworpen, een denkbeeld geeft van het prachtigste zuidelijk natuurschoon, dat de aarde aanbiedt. De bodem pronkt met de schoonste voortbrengselen van den zuidelijken hemel, die tegen een achtergrond, de met bosschen bedekte Apenijnen, gezichtspunten opleveren, welke men alleen in het Oosten zou zoeken.