een zeldzame vogel. Voor geld verkocht men zijne overtuiging, hetzij deze constitutie, monarchie of republiek heette; voor geld bespotte men vandaag wat men gisteren als iets heiligs, als een onvervreemdbaar menschenrecht had vereerd. IJdelheid en eerzucht, uit deze bestanddeelen is het karakter van de meeste helden van dien tijd samengesteld.
Wij hebben reeds met een enkel woord gewag gemaakt van den omkeer, die er in de overtuiging van Barnave ten gevolge van zijn hoffelijk onderhoud met de koningin had plaats gegrepen. De overtuiging van vele menschen is altijd van een veranderlijken aard geweest, maar zelden was er een tijd, dat de verandering van kleur zoo spoedig in haar werk ging als toen; een vriendelijke blik, een hoffelijk woord, de toezegging van een jaargeld waren in staat om den hevigsten republikein, die Aristogiton en de beide Brutussen als heiligen vereerde, in een oogwenk in een onkrookbaren vorstendienaar te veranderen. Gisteren had men uitgevaren tegen de dwingelandij der vorsten en de noodzakelijkheid om ze op te ruimen, vandaag deed men wat water bij den wijn en sprak over de groote voordeelen van een constitutioneel koningschap, om morgen zonder rood worden of blozen de onschendbaarheid van het koningschap te verdedigen.
DE EEREWACHT VOOR HET PRESIDENTSHUIS TE CARRACAS.
In den strijd, die er in de Nationale Vergadering tegen de republikeinen en de afschaffers van het koningschap gevoerd werd, stond Barnave natuurlijk vooraan als verdediger der tronen, en waarom kunnen wij ook niet zeggen der altaren.
Barnave, die voorzichtig te werk moest gaan, want daar buiten woelde en tierde het volk, in vier en twintig uren door de demagogen republikeinsch gemaakt, wist een voorstel te doen aannemen, waarbij de koning in zijne vorige waardigheid hersteld werd; maar zou hij den eed, dien hij op de constitutie zou zweren verbreken, of zou hij de hulp inroepen van een vreemd leger, of zijne goedkeuring en bijstand verleenen aan samenzweringen tegen het heil van den Staat of liever tegen de nieuwe orde van zaken gesmeed, dan was het onherroepelijk met zijn koningschap gedaan, en kon de natie een oordeel over hem uitspreken als zij zelve goed vond.
Tijdens over dit onderwerp in de Nationale Vergadering beraadslaagd werd, had men de vergaderzaal moeten laten afsluiten en omsingelen door nationale gardisten, om den aandrang van het opgezweepte volk te weren. Van de zijde der republikeinen was eene petitie op touw gezet tegen het aannemen van het voorstel, door Brissot, Danton, Camille Desmoulins en andere woelgeesten onderteekend. Deze petitie werd neêrgelegd op het altaar des vaderlands, op het champ de Mars, voor het Federatiefeest opgericht, met uitnoodiging aan de burgers om haar te onderteekenen. Het gedrang naar het plein was groot; twee invalieden, die zich, om welke reden weet niemand, achter het altaar verborgen hadden en onmiddellijk in kwaad vermoeden kwamen van vijanden des volks te zijn, misschien nog wel erger, werden onmiddellijk door het kwaaddenkend gemeen gegrepen en hingen spoedig aan lantaarnpalen te bengelen
De toeloop werd intusschen zoo dreigend, het volk nam zulk eene uitdagende houding aan, dat het hoog tijd werd, dat het gezag er zich mede ging bemoeien. Lafayette kwam aanzetten met twaalf honderd nationale gardisten; Bailly, ex-president der Nationale Vergadering, thans maire van Parijs, deed het roode vaandel ontplooien, ten teeken dat men uiteen zou gaan, maar het volk verkoos aan de sommaties geen gehoor te geven en ging altijd voort in zijn oproerig verzet. Toen gelastte Lafayette de nationale garde vuur te geven; de losbranding deed een twintigtal oproerlingen ter aarde storten, terwijl de overigen, huilende van woede en spijt, zich rechts en links verspreidden en het hazenpad kozen.
Men kan zeggen, dat de tweede omwenteling, die aan de revolutionaire beweging haar bloeddorstig, monsterachtig karakter zou geven, op dezen dag aanving. Het sansculottisme maakte zich gereed om de eerste rol in den Staat te spelen en wachtte slechts de ontbinding dezer Kamer af, om hare kreaturen de banken der zaal de la Manège te doen innemen en zich tot wetgevende en uitvoerende macht op te werpen.
De ontbinding naderde met groote schreden en zou plaats hebben op den 29 september. De constitutie, bestaande uit niet minder dan 2500 paragrafen, was voltooid en wachtte slechts op de goedkeuring en bezwering des konings, die zich wel gedrongen zag, de hem afgeperste bekrachtiging te verleenen.
Lodewijk XVI was daardoor in een zeer moeielijke positie geraakt. Veel wetten in de constitutie kon hij onmogelijk aannemen; andere daarentegen, waarbij de noodige hervormingen en veranderingen in den staat werden ingevoerd, kon hij met een gerust hart bezweren. Hij behoefde den spitsvinnige niet te spelen en uitzonderingen te maken; hij gaf toe aan den geest der constitutie onder voorbehoud misschien voor zich zelven, om die later, wanneer het getij verloopen was, aan eene herziening te onderwerpen. Europa liet hem niet in den steek, dat wist hij, en hij twijfelde er niet aan of aan dien toestand van drukking, waarin hij zich bevond, zou een einde komen. De verklaring van Pilsit, waarbij de europeesche vorsten de zaak van Lodewijk tot de hunne aannamen en zich tot wrekers stelden van het in Lodewijk gehoonde en tekort gedane koningschap, was reeds in Frankrijk bekend; overal aan de fransche grenzen trokken legers samen, en al stelde de Nationale Vergadering bedreiging tegen bedreiging, en al liet zij de grenzen in staat van tegenweer stellen, en al liet zij honderdduizend man van de nationale garde mobiliseeren, Lodewijk geloofde niet, dat het der Nationale Vergadering hiermede ernst was en zeker niet, dat zij aan het verbonden Europa weêrstand kon bieden. Het leger verkeerde in een volkomen staat van ontbinding; de officieren waren de grenzen overgegaan, terwijl de manschappen aan 't muiten sloegen en zich bij de patriotten aansloten. De emigratie ging voort Frankrijk van zijne meest bekende krachten te berooven en men behoefde geen profeet te zijn om te kunnen voorzien, dat spoedig een Frankrijk tegenover een Frankrijk zou komen te staan.
De 29 september brak dan eindelijk aan; Lodewijk XVI verscheen zelf in de Nationale Vergadering en hield eene redevoering, die uitbundig werd toegejuicht. Vele leden verklaarden, dat Hendrik IV in hem herboren was, en dat er noodzakelijk zegen op het werk der Nationale Vergadering moest neêrstroomen, nu de koning zich zoo met hart en ziel aan het hoofd der beweging plaatste. Ook het volk werd in de vervoering medegesleept en riep: leve de koning! alsof alles tusschen hen beiden in orde was. Thouret verklaarde uit naam zijner medeleden, dat de constitueerende vergadering hare zending had volbracht en van dit oogenblik af hare zittingen sloot.
(Wordt vervolgd.)