Cromwell en zijne dochter Lady Claypole.
In een vroeger nummer van dezen jaargang gaven wij, naar aanleiding eener gravure, eene schets van de intriges en kuiperijen van den befaamden engelschen protector, Olivier Cromwell, ten opzichte van Karel I, die het slachtoffer werd zijner grenzelooze heerschzucht. De schilderij van Soubre: Cromwell en zijne dochter lady Claypole, geeft ons de gelegenheid een oogenblik bij Cromwell als dictator stil te staan en te zien hoe hij tot die waardigheid geraakte.
Eerst na den dood des konings kwam Cromwell met zijne plannen voor den dag. De opstand der Schotten, die den zoon van den vermoorden koning als hun rechtmatigen vorst erkenden, was de trap tot de macht, waartoe hij later geraakte. Tot generaal der krijgsmacht van de republiek benoemd, rukte hij aan het hoofd van 18000 man Schotland binnen en versloeg het leger van generaal Lesly bij Dumbar, waarna hij naar Engeland terugtrok, om het leger van Karel Stuart op te zoeken, dat intusschen zich uit het overschot van Lesly's troepen en nieuwe scharen vrijwilligers gevormd had.
Bij Worcester kwam het tot een treffen, doch als altijd was Cromwell weder overwinnaar. Met dezen slag eindigden de binnenlandsche onlusten, daar Karel Stuart, na eene vlucht vol romantische avonturen en dreigende gevaren, Engeland verliet, en behouden op de normandische kust voet aan wal zette.
Machtiger dan ooit te voren, keerde Cromwell naar Londen terug, waar hij met al de eerbewijzen van een triomphator ontvangen werd. Weldra zag echter het Parlement in, dat de pas verworven vrijheid gevaar liep, groote schade te lijden door den man, die aan het hoofd van den vrijheidsoorlog gestaan had. De geschillen met Holland gaven de leden van het Parlement het middel aan de hand, om Cromwells macht in te korten, want te recht oordeelden zij, dat indien een oorlog gevoerd en de kracht der natie ter zee ingespannen werd gehouden, de macht van generaal Cromwell te land daardoor verminderen zou.
Cromwell stond bij hen niet achter in doorzicht; hij zag dat zij zijne toenemende macht vreesden en deze zochten te verminderen; van dat oogenblik af was hij besloten eene nieuwe, stoute poging te wagen. Hij wist zijne officieren over te halen tot het indienen eener petitie om uitbetaling der achterstallige soldij en herstel van grieven; dit verzoek, hij wist zulks, zou met verachting van de hand gewezen worden.
Bij het ontvangen van dit stuk benoemde het Huis eene commissie om eene akte te maken, inhoudende, dat alle personen, die in het vervolg dergelijke petitiën aanboden, zouden behandeld worden als schuldig aan hoogverraad.
Dit was het juist wat Cromwell wenschte. Hij hield met zijne officieren raad, toen hij kennis kreeg van het besluit, en zich daarna tot generaal-majoor Vernon wendende, zeide hij:
‘Ik ben gedwongen iets te doen, dat mij de haren te berge doet rijzen!’ Haastig stond hij, met blijken van hevige verontwaardiging, op, en spoedde zich naar het Parlement met eene afdeeling van 300 soldaten.
In het Huis gekomen, hield hij zich rustig en luisterde eenigen tijd naar de debatten. Toen de voorzitter het bovengenoemde besluit in stemming wilde brengen, stond Cromwell eensklaps op, deed den leden verwijtingen over hunne heerschzucht en wreedheid en stampte ten slotte op den grond, waarop het Huis oogenblikkelijk met gewapenden gevuld werd. Toen keerde hij zich tot de vergadering en zeide:
‘Maakt u voort; maakt plaats voor eerlijke menschen; gij zijt niet langer een Parlement; ik zeg u, dat gij niet langer een Parlement zijt: de Heer heeft u verworpen!’
Daarop beschuldigde hij dezen van dronkenschap, genen van willekeur, een derden van eene andere ondeugd.
‘Gij zelven,’ voegde hij er bij, ‘gij zelven hebt mij tot deze daad genoodzaakt; nacht en dag heb ik den Heer gebeden, dat Hij mij liever mocht dooden, dan mij dit werk opleggen.’
Hierop dreef hij al de leden uit het gebouw, beval dat de deur zou gesloten worden, en den sleutel in den zak stekende, begaf hij zich naar Whitehall.
Het gezag was nu geheel in handen van den slimmen drijver, doch hij dacht den tijd nog niet gekomen, om al zijne macht op eenmaal te ontwikkelen. Hij vaardigde daarom een decreet uit, dat de oppermacht zou berusten bij een Parlement, welks leden hij echter zelf benoemde.
De personen, op wie zijne keus viel, waren de geringsten, laagsten en onwetendsten onder de burgers; hij voorzag wel, dat, onder het beheer van zulke mannen, hij alleen regeeren moest, of dat zij weldra de teugels van het bewind zouden laten varen, welke zij niet bij machte waren te besturen. Het scheen een vereischte om lid van dit Parlement te worden, uit te munten in dweepzucht. Vele personen met lange, aan den Bijbel ontleende namen waren leden, doch de zonderlingste was een man met name Praise God Barebones (Loof God Scharminkel) en met dien naam werd later de vergadering spottenderwijze bestempeld.
Aan deze vergadering was het sluiten van den vrede met Holland opgedragen, doch daar de leden niet wisten hoe zich te houden, konden de gezanten der Staten er niets uitvoeren. Eindelijk hunne onmacht erkennende, besloten zij hun mandaat neêr te leggen in handen van hem, van wien zij het ontvangen hadden.
Cromwell nam hun ontslag met vreugde aan, waarop zijne officieren hem op eigen gezag tot protector benoemden. Hij bezat datgene, wat de grond is van alle heerschappij, namelijk kracht. De mayor en de raadsleden werden geroepen, de overweldiger werd te Whitehall in het paleis der engelsche koningen geïnstalleerd, hij nam de waardigheid van protector aan, werd met den titel van Hoogheid vereerd en te Londen en in andere deelen des rijks uitgeroepen.
Ten einde meer schijn van rechtvaardigheid aan zijne overweldiging te geven, besloot Cromwell met een Parlement te regeeren, doch slechts met zulk een, als hij in bedwang kon houden. Naar welgevallen riep hij het samen en ontbond het. Het Huis der Lords hield geheel op te bestaan, maar hij stelde eene nieuwe Parlementskamer in, samengesteld uit menschen, die hunne opkomst aan hem te danken hadden, ten einde die, welke door de stemmen des volks verkozen waren, tegen te werken. Hij wist het door zijne slimheid zoo ver te brengen, dat zijn Parlement hem de kroon aanbood, alleen opdat zijne weigering den schijn zou hebben van grootmoedigheid.
Intusschen woedde hij als een echte tiran tegen zijne politieke tegenstanders. Duizenden trouwe aanhangers van het verdreven vorstenhuis stierven door beulshanden, en noch de voorspraak van de hoogst geplaatste officieren, noch die zijner dochter lady Claypole, vermochten een eenmaal geteekend doodvonnis te doen vernietigen.
Onze gravure stelt lady Claypole voor, haar vader om genade smeekende voor den ter dood veroordeelden dr. Hewet, een predikant der anglikaansche Kerk, die beschuldigd en overtuigd van naar het leven van den protector gestaan te hebben, met andere saamgezworenen onthoofd zou worden. Te vergeefs was hare bede; Cromwell kende geen bloedverwantschap, waar zijne heerschzucht hinderpalen in den weg werden gelegd, en het vonnis werd onverbiddelijk uitgevoerd.
Lady Claypole viel na de onthoofding van haar beschermeling in eene zware ziekte, welke met haar dood eindigde; alvorens echter te sterven, heeft Cromwell door hare verwijtingen hellepijnen moeten verduren. Zij wilde niet dat haar vader het ziekbed naderde en riep onophoudelijk, dat hij den korten tijd, welken hij nog zou leven, moest besteden, om het bloed van zijne handen te wasschen, waarmeê hij ze bezoedeld had. In hare ijlende koortsen riep zij om hulp tegen de van bloed druipende handen haars vaders, welke zij meende dat haar bedreigden, en met de hel in het hart stond Cromwell in dezelfde kamer en hoorde zijn eigen kind tegen hem getuigen.
Lady Claypole stierf en hare voorspelling werd bewaarheid. Vier weken na haar verscheiden was ook Cromwell een lijk; de dood maakte een einde aan zijn leven, vol woeling en onrust. De kwellingen, welke hem zijne dochter aandeed, hadden de kroon gezet op zijn inwendig lijden, veroorzaakt door zijne vrees van vermoord te zullen worden.
De geschiedenis heeft haar laatste woord over Cromwell nog niet gezegd, daar eenigen hem voor een partijdrijver en anderen voor een huichelaar houden. Zooveel is zeker, dat voor beide beweringen deugdelijke bewijzen voorhanden zijn, zoodat, welke meening ook de bovenhand houdt, het karakter van den gevreesden protector nooit onbesmet aan het daglicht zal treden.