De Belgische Illustratie. Jaargang 10(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De oude vrouw. Hier zit ik aan de voordeur; Wat doet de zon mij goed! Al ben ik oud van jaren, Toch ben ik jong van moed. Ik zie de wolkjes gloeien, En 't zonnetje ondergaan; Ik hoor het zingen, springen Daar bij de lindelaan. Aan 't einde van den straatweg Daar zit een stokoud man, Die schouwt als ik van verre, Dat jonge leven ân; Gedenkt als ik met weemoed De dagen onzer jeugd: Toen zongen en toen sprongen Wij meê in eer en deugd. Wij waren dikwijls samen, Wij pasten bij elkaar. ‘Wat zijn dat knappe kindren!’ Dat zeiden ze allegaar. Wij hebben in geen jaren Elkander meer ontmoet: Wij beiden zijn versleten En gaan niet meer te voet. Maar eens ter halverwege Ontmoeten wij elkaar, Dan worden wij gedragen, Gedragen op een baar. Daar ginder op het kerkhof, Daar bij de lindelaan. Daar treffen wij, als 't God blieft, Elkander weder aan. Vorige Volgende