daarom voornamelijk bijeen geroepen, om orde te stellen in de financiën en nieuwe bronnen van inkomsten te maken. Als Nationale Vergadering geconstitueerd, lieten zij de geldkwestie vooreerst de geldkwestie en hielden zich voorloopig slechts bezig met binnenlandsche hervormingen, die zeker zooveel nood niet hadden als de treurige staat der schatkist. De Nationale Vergadering schafte wetten af, schiep nieuwe, wierp eeuwenoude instellingen omver en maakte plannen voor andere, maar te midden van die debatten en redevoeringen stapte een spooksel de vergaderzaal binnen, een spooksel, dat zich Staatsbankroet heette en al die dwaze constitutie-makers in eens tot de wezenlijkheid terugriep.
Vergeefs had Necker beproefd een leening te plaatsen, de Staat had geen krediet meer. Men had, op voorstel van Mirabeau, zijn toevlucht genomen tot eene vrijwillige, nationale contributie: het was een druppel in den oceaan, en beteekende bitter weinig bij de schaarschte aan geld in den lande en bij de armoede der bevolking. De nieuwe belastingwetten waren wel aangenomen, maar bleven voorloopig papieren bepalingen zonder de schatkist eenig profijt aan te brengen. Hoe kon dit ook anders, waar de staatsregeling geheel omver was getrokken en een groot deel van het volk de omwenteling daarom vooral welkom heette, dat zij alle opbrengsten en belastingen zou afschaffen?
De nood was hoog geklommen, en al mocht men de oogen voor het staatsbankroet sluiten, men moest toch leven en het land kon niet zonder budjet of inkomsten blijven.
Talleyrand, bisschop van Autun, gaf een middel aan de hand, dat de Staat in eens uit alle moeilijkheden zou redden, en hem tevens tot een der rijkste staten van Europa zou maken. De renegaat Talleyrand stelde namelijk voor, dat de Nationale Vergadering alle kerkelijke goederen in Frankrijk tot eigendom van den Staat zou verklaren. Talleyrand was priester en bisschop, zooals het Macchiavelli zou kunnen zijn, priester en bisschop zonder godsdienst, staatsman zonder zedelijkheid. Eene groote rol zou hij nog spelen in de geschiedenis van Frankrijk, en dit voorstel reeds toonde wat hij eenmaal zou worden. Aanhanger van iedere bovendrijvende partij, maar iedere partij op hare beurt verradende, wanneer het getij verloopen was; scherpzinnig, zooals weinigen, de gevolgen van iedere daad vooruit berekenende, de krachten van zijn tegenstander metende, was hij, gedurende zijn staatkundig leven, de verpersoonlijking van het onverbiddellijk gezond verstand, maar een gezond verstand zonder zedelijkheid, dat aan niets geloofde, noch aan deugd, noch aan ideaal, noch aan republiek, noch aan keizerrijk, noch aan monarchie, en den weinigen eerbied, waarover hij beschikte, aan den ‘gelukkigen uitslag’ schonk. Revolutionair en demagoog, zoolang het volk den toon aangaf, aanhanger en dienaar van Napoleon, zoolang de ster van den Corsicaan aan 't klimmen was, bleef hij den zeventienden Lodewijk in de honderd dagen slechts getrouw, omdat hij inzag dat de laatste worsteling van Napoleon slechts de stuiptrekking kon zijn van den ter dood veroordeelden tiran. De eenige goede daad van zijn geheel leven was zijne houding op het Congres te Weenen, waardoor hij Frankrijk voor schending behoedde.
Van dezen hinkenden Mephistopheles ging het voorstel uit tot het aanslaan der kerkelijke goederen in Frankrijk. De Nationale Vergadering greep dit voorstel met gretigheid aan; deze goederen bedroegen eenige milliarden en het geweten dezer lieden was breed genoeg, om zich het stelen van de gouden en zilveren vaten der Kerk te wettigen. Maar een andere moeilijkheid deed zich thans voor; men had door een besluit alle kerkelijke goederen, het wettig eigendom van de Kerk, door de godsvrucht, spaarzaamheid en schenkingen der eeuwen bij elkaar gebracht en door goddelijke en menschelijke wetten gewaarborgd, wel tot eigendom van den Staat verklaard, maar deze goederen waren hoofdzakelijk vaste goederen, die eerst tot geld behoorden gemaakt te worden, wilde de Staat er door geholpen worden. De verkoop dezer goederen was niet gemakkelijk; van den eenen kant was er geen geld in het land, van den anderen kant zag men in het koopen dezer goederen eene heiligschennis, en beschouwde men het bezit slechts als tijdelijk, daar men later, wanneer de orde van zaken weêr hersteld was, ze toch terug zou moeten geven. Maar ook hierop wist men een middel; de tijd der fransche assignaten brak aan.
(Wordt vervolgd.)