De katholieke vereenigingen.
Is onze maatschappij nog Kristelijk? Dit is eene vraag die tot antwoord zou uitlokken eene andere vraag, namelijk wat men onder Kristendom te verstaan hebbe. Het beste en degelijkste gedeelte der maatschappij is zeker nog van den Kristelijken adem doortrokken, maar het is voornamelijk dat gedeelte, 'twelk de openbare plaatsen van bijeenkomst zoo niet schuwt, dan toch mijdt, niet omdat het plaatsen van bijeenkomst zijn, maar omdat de dampkring, die daar hangt, doodelijk is voor de beginselen, welke zij kweeken; nogmaals, dat gedeelte, 'twelk den huiselijken haard nog als een heiligdom en den arbeid en het familieleven als het hoogste geluk des levens beschouwt. Zij, die van het Kristendom een kameleon maken, zullen de geheele vraag toestemmend beantwoorden en beweren, dat het Kristendom - het nieuwerwetsche Kristendom altijd - juist door de verbroedering van alle gezindten en beginselen, waarvan onze tijd getuige is, zijn hoogsten trap van volmaaktheid heeft bereikt.
Wij, katholieken, achten dit beweren geen antwoord waardig; het zoogenaamde Kristendom boven geloofsverdeeldheid is voor ons een onding, een woord zonder beteekenis, een klinkend bedrog, een fata morgana zonder wezenlijkheid; voor ons kan het Kristendom niet afgescheiden worden van zijne leerstellingen en de tempel, waaruit men het Kristusbeeld genomen heeft, kan voor ons een opera-, een concertzaal of iets anders zijn, maar een kerk kan hij niet wezen. Het bijvoegsel van Kristelijke deugden zonder Kristelijk geloot moge als bloemke gelden in eene nieuwerwetsche kanselrede, wij voor ons kunnen er evenmin aan gelooven als wij aan zonneschijn zonder zon, evenmin als wij aan de eigenschappen zonder lichamen kunnen gelooven. Dit Kristendom zonder dogma's, deze verdraagzaamheid en verbroedering van alle beginselen zijn bovendien eigenschappen, door onzen tijd aangematigd, maar die in lijnrechte tegenspraak zijn met de wezeulijkheid, welke wij voor ons zien. De zedelijkheid, die wij als kenmerk onzer eeuw zien optreden, heeft niets Kristelijks en is slechts het vieren van het meest brutale geweld, of eene toepassing van den stelregel van Helvetius, dat het vermaak, het zinlijk vermaak, het hoogste doeleinde is van den menschelijken geest, de eenige drang van de menschelijke ziel.
Met de verdraagzaamheid en verbroedering is het niet beter gesteld. Daar weten wij, katholieken, vooral een woord over mede te spreken. In sommige landen, als Duitschland en Zwitserland, zijn wij door den Staat voor een soort heloten verklaard zonder rechten, zonder vrijheid, en ons groot aantal draagt slechts de schuld, dat wij niet even als onze prelaten, onze priesters, onze religieuzen, onze liefdezusters over de grenzen worden gezet of in de gevangenis geworpen. In andere landen is de vervolging minder georganiseerd, maar een deel van de openbare meening, bijgestaan door anti-katholieke dagbladen en tijdschriften, is er daarom niet minder op uit ons het leven zuur te maken en door verdachtmaking en laster den weg der officieele vervolging voor te bereiden.
Met het oog vooral op dit laatste verschijnsel hadden wij wel het recht, ons onderwerp in te leiden met de vraag, of onze maatschappij nog Kristelijk is. Onze sociëteiten, onze vergaderzalen en andere plaatsen van bijeenkomst maken toch ook deel uit van het maatschappelijk leven, en wie daar een tijdlang de lucht heeft ingeademd en eene onbevooroordeelde uitspraak wil doen, moet verklaren, dat in de meesten dezer kringen een katholiek niet op zijn plaats kan zijn.
De geest, die daar over het algemeen heerscht, is niet de geest van onzijdigheid, maar de geest van de meest redelooze onverdraagzaamheid. Katholieke dagbladen of tijdschriften zoekt men er bijna zonder uitzondering tevergeefs; daarentegen vindt men er een keur van de meest antikristelijke dagbladen en geschriften, die een katholiek niet in handen kan nemen zonder protest of zonder dispuut. Daar komt nog bij, dat een katholiek meestal uit zulke kringen geweerd wordt, hetgeen hij zich nu wel niet bijzonder behoeft aan te trekken, maar dat toch een eigenaardig licht werpt op de verdraagzaamheid van onze eeuw.
Wij, katholieken, hebben te oude brieven, zijn te zeer ons zelven bewust van het hooge beginsel, dat wij voorstaan, om tegen eene dergelijke demonstratie geene uitdagende houding aan te nemen. Alle partijen sluiten zich aaneen om ons onze rechten te bekorten of te onthouden; het is voor ons dus een plicht niet alleen, maar ook eene daad van zelfbehoud om ons insgelijks aaneen te sluiten en door vereenigde krachten den toeleg onzer tegenstanders te verijdelen. Zoover is het met ons in vele landen gekomen, dat wij onze rechten aldaar moeten heroveren; wij waren voorheen te zeer te goeder trouw, maar wij hebben eensklaps ontdekt, waarheen men ons voeren wilde, en deze ontdekking is genoeg geweest, om alle traagheid af te schudden en ons tot een vernieuwd leven te doen ontwaken.
Wij gelooven dat België de eer toekomt, het eerst de katholieke kringen of Cercles catholiques te hebben opgericht, welke men thans in zoo vele steden vindt. Het groote nut, wij zouden bijna zeggen de hooge noodzakelijkheid dezer vereenigingen viel onmiddellijk zoo zeer in het oog, dat het gegeven voorbeeld overal, in bijna alle landen navolging vond. Frankrijks bodem is thans als overdekt met Cercles catholiques; de italiaansche katholieke vereenigingen doen iederen dag van zich spreken; de duitsche casino's gaan met de katholieke duitsche renaissance hand aan hand, en ook de nederlandsche katholieken zijn niet achter gebleven, ook bij hen zijn de katholieke vereenigingen inheemsch.
Onzen lezers zullen wij wel niet behoeven uit