en in de schoonste kleurschakeeringen voor de honderdduizenden vreemdelingen van Hollands vermaarde bloemhoven zullen spreken.
Het reusachtige bloemperk zal bovendien merkwaardig zijn door den bijzonderen vorm, die er aan gegeven wordt. Het geheel zal op een veld vol levende, kleurige bloemen het wapen van Haarlem voorstellen. Het zwaard, dat op het schild ligt, zal door sneeuwwitte tulpen worden voorgesteld, terwijl hoogroode bloemen de randen en sterren rondom het zwaard zullen vormen. Boven het reusachtige maar eigenaardige wapenschild leest men in roode tulpen het woord Haarlem, en daar beneden het woord Holland. Deze kleurige letters zullen met een rand van witte bloemen afgezet worden, terwijl het geheele park nog met een dubbelen levenden bloemenrand wordt omzoomd. Haarlems lof zal dus in dubbele bloementaal voor het oog der geheele wereld spreken, en wanneer de bezoeker langs sterren en figuren van dezen zonderlingen bloemhof wandelen zal, moet hem met de haarlemsche tulpen ook Haarlems levende naam in het oog vallen.
Nog eene andere in wording zijnde merkwaardigheid op de Parijsche tentoonstelling is het aquarium. Bijna iedere groote stad heeft nu haar aquarium; dat van de wereldtentoonstelling van dit jaar zal al de anderen echter overtreffen in uitgebreidheid, grootheid van aanleg en volledigheid.
Van buiten zal het een soort van labyrinth vormen, door een prachtig waterkasteel beheerscht. Eene over eene rotskloof geworpen brug en in de rots uitgekapte trappen voeren naar dit kasteel, op een eiland in het middelste en grootste bassin gelegen. Twee schoone bruggen verbinden dit schilderachtige rotseneiland met den oever. Rondom de talrijke bassins liggen met schelpen bestrooide wegen.
Tusschen de verschillende bassins loopen met graszoden bedekte doorgangen, die tevens den vorm en de uitgestrektheid aanduiden der onderaardsche galerijen van het aquarium, welks gewelf zij vormen. In die galerijen bewegen zich de bezoekers, voor wie de aquariums, met reusachtige glasschijven afgesloten en met levende zee- en riviermonsters bevolkt, een treffend gezicht opleveren. Het geheel beslaat eene uitgestrekte oppervlakte; onnoodig te zeggen, dat zich de grootste verscheidenheid van waterbewoners in deze doorschijnende meiren zal bewegen.
Wenden wij ons van het werk des vredes naar het werk des oorlogs; is de eerste stof opwekkender, de laatste heeft de actualiteit voor zich: de parijsche tentoonstelling behoort nog altijd tot de toekomst, terwijl de oorlog de geschiedenis van den dag is. Een schrijver heeft gezegd: ‘In den oorlog zijn slechts overwonnenen,’ en hoe vreemd deze stelling ook klinke, zij bevat veel waars. Een oorlog is een duel in het groot, een afschuwelijk en bloedig duel tusschen twee natiën, met dit onderscheid echter, dat bij zoodanig tweegevecht beide partijen wonden ontvangen, die niet licht genezen worden. Het verschil tusschen beide partijen bestaat alleen hierin, dat de wonden van den eenen tegenstander wat gevaarlijker zijn dan die van den anderen; overigens treden beiden verzwakt en uitgeput uit het strijdperk, en jaren zijn dikwijls niet voldoende om de geslagen wonden te heelen.
Rusland is overwinnaar in het bloedige tweegevecht, dat sedert negen maanden in het Oosten gestreden wordt, maar hoeveel hebben het de bloedige lauweren gekost, in Armenië en Bulgarië behaald! Stil staan handel en nijverheid in het onmeetlijke rijk van den czaar; zijne koopvaardijschepen liggen in de havens te rotten, zijne producten van uitvoer liggen in de zeehavens renteloos opgestapeld of moesten naar het oorlogstooneel gevoerd worden, de invoer is gestremd, want Rusland bezit geen geld om op de buitenlandsche markten inkoopen te doen. Honderdduizenden mannen, - echtgenooten, zoons, broeders, - werden aan hunne dierbaarste betrekkingen ontrukt, om in verre, onbekende landen wellicht te vallen door het zwaard van den vijand of het nog scherper zwaard van honger en ellende.
Rusland is overwinnaar en toch overwonnene. Onze gravure geeft een aanschouwelijk beeld van de ellenden des oorlogs. Ze stelt eene droevige plechtigheid voor uit de laatste dagen van den strijd bij Plevna, - of neen, niet uit de laatste dagen alléén: vijf maanden lang was het dag op dag hetzelfde: de doodgravers in den grond woelende, de dragers de lijken aanvoerende, de geestelijkheid deze zegenende, en terwijl dit tooneel hier plaats heeft, woedt de strijd ginds op den achtergrond voort, altijd nieuwe offers vragende, altijd nieuwen buit vergaderende voor de koude aarde of het azende roofgediert. Honderdvijftig dagen lang was het rondom Plevna eene onafgebroken begrafenis; geen wonder, Plevna's velden zagen veertigduizend Russen vallen: - gelukkige overwinnaars!
En indien het overmachtige Rusland nog den oorlog gevoerd had ter verdediging van den vaderlandschen grond, tot een grootsch en edel doel; maar oorlog voeren en rouw en dood te brengen in 's vijands land niet alleen, maar ook in den schoot zijner eigene huisgezinnen, uit enkele bevrediging zijner eeren veroveringszucht - gewis, Rusland zal voor de vierschaar der onpartijdige geschiedenis eene zware verantwoording af te leggen hebben!
De dappere, grootmoedige Serviërs zijn weder ten oorlog getrokken. Zij hebben zelfs reeds hun eerste gevecht geleverd - een miniatuurgevecht natuurlijk, klein als de brave Serviërs zelven zijn en klein als hun moed. Maar toch, ze hebben weêr het zwaard getrokken: de scheê is weggeworpen. Van waar die overmaat van dapperheid na de gevoelige les, hun een groot jaar geleden door de Turken toegediend? Sedert het begin van den tegenwoordigen oorlog stond Servië op den uitkijk, het gelaat èn naar St.-Petersburg èn naar Bulgarië gewend. Van de eerste plaats moesten onderstandsgelden, van de laatste de russische overwinningsbulletins komen. Servië zou aan den oorlog deel nemen, mits Rusland de onkosten betaalde; en de gelden vloeiden uit St.-Petersburg toe, en telkens wanneer een gedeelte der som ontvangen werd, rammelde Servië met zijn zwaard ten bewijze dat hij geen zielloos schandbeeld was, doch de schildwacht aan de Bulgaarsche grenzen riep het land telkens een ‘voorzichtig!’ toe, want Ruslands zegevaan lag nog onaangeroerd in de tent van den russischen veldheer; het zwaard kwam oogenblikkelijk weêr in rust en Servië maakte eene ootmoedige buiging voor de Porte. Daar klonk echter de mare: Plevna is gevallen, Turkije overwonnen, en - onmiddellijk verhief het ridderlijke Servië zich in zijn geheele lengte, trok met veel gedruisch het zwaard uit de scheê - de turksche leeuw toch lag stervend op het slagveld neêr - en slingerde de Porte zijn oorlogsverklaring in het gezicht. Het dappere Servië heeft niets meer van zijn voormaligen overwinnaar te vreezen: waarom zou het zich nog langer aan de bezworen tractaten houden? Het is dus ten oorlog getrokken, niet om roem, maar om buit. - Waarlijk, de Serviërs zijn eene edelmoedige, ridderlijke natie!