- dan de beurt aan den koning,’ voegde hij er fluisterend bij.
‘Ik keur uwe plannen goed,’ zeide Whalley, ‘doch maak spoed, zorg dat gij het Parlement voor zijt. De tijd verandert de menschen en onder de edellieden uit het gevolg van den koning zijn er velen, die het Parlement voorstaan.’
‘Welaan,’ antwoordde Cromwell, ‘laat ons beginnen.’ Hij en Ireton stonden op, wierpen hunne mantels om de schouders, reikten beiden anderen de hand en richtten hunne schreden naar den vleugel, waar de kamer des konings gelegen was. Het was buiten donker en slechts eene enkele lamp trachtte door haar licht de duisternis te verdrijven. De nacht was stil en koel. De sterren flonkerden aan den hemel in al haar glans. Cromwell bleef met zijn gezel een oogenblik op den dorpel der deur staan, welke naar de kamers van den koning toegang verleende. Hij ademde diep.
‘Het is een beslissend oogenblik,’ fluisterde hij Ireton toe... ‘Wij zullen spoedig weten of wij voor onze hoofden zullen te strijden hebben. Als Karel Stuart de voorwaarden van het leger verwerpt en die van het Parlement aanneemt - ha, dan....’ Hij schoof met de hand zijn hoed een weinig terug, om zijn brandend voorhoofd te verkoelen.
‘Wij hebben snel gehandeld,’ zeide Ireton. ‘Wij zullen de eerste zijn, Burns en Fort, de beide afgevaardigden van het Parlement, zullen eerst morgen ontvangen worden, dat is reeds een voordeel.’
De koning rustte op eene canapé en las. Op de kleine tafel, die dicht bij hem stond, lag een brief, waaraan groote zegels hingen. Karels gelaatstrekken getuigden van eene volkomen gerustheid. Het scheen afsof hij overtuigd was van het behaalde voordeel. Eensklaps hoorde hij in zijne nabijheid een zacht gezang. Het is een puriteinsche psalm. De zanger was de wachthebbende soldaat, die op de galerij heen en weêr wandelde, en als eerepost en bewaker dienst deed. Eene glazen deur scheidde de kamer des konings van de galerij, zoodat hij den soldaat kon zien. Plotseling echter werd het gezang afgebroken en een page trad binnen, de komst van Cromwell en Ireton meldende.
De koning stond op en ging zijnen bezoekers te gemoet. De binnentredenden bogen zich diep.
‘Zoo laat nog, mijne heeren?’ zeide Karel, hun vriendelijk de hand reikende. ‘Gij hebt zeker gewichtige redenen daartoe?’
‘Zooals Uwe Majesteit zegt,’ antwoordde Cromwell. ‘Wij komen in uw belang, sire.’
Karel boog even. ‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘Wij zullen kort zijn,’ zeide Cromwell. ‘Het leger is onrustig. De vrijheid, welke wij Uwe Majesteit hier schenken, wordt voor ons gevaarlijk, want de ieverigste en dapperste strijders beginnen te morren. Men vreest, dat Uwe Majesteit het leger zal verlaten.’
‘Ik heb daaromtrent nog geen besluit genomen, sir Olivier.’
‘Nog geen besluit genomen, sire?’ vroeg Cromwell verwonderd. ‘Vergeef mij, ik wil den koning van Engeland niet beleedigen, doch Uwe Majesteit spreekt alsof zij de macht in handen heeft.’
‘Ik hoop ze spoedig te bezitten,’ zeide de koning opstaande. ‘Ik zal besluiten nemen, naar gelang mij goeddunkt. Zie, mijne heeren, het Parlement van Londen heeft mij onlangs door zijne medeleden Burns en Fort zijne voorwaarden gezonden, om naar Londen terug te keeren.’
Cromwell en Ireton verbleekten.
‘Sire,’ zeide Cromwell, die zich spoedig hersteld had, ‘wij komen met een zelfde boodschap van het leger. Deze voorwaarden heb ik hier bij mij. Vergelijk ze met die der Londensche koopliê en beslis dan.’
Karel kon nauwelijks zijne vreugde verbergen. Ook het leger behield hem gaarne. Hij had geen oogen voor den steeds nauweren band, welken Cromwells list om hem samentrok. Tot heden was hij - zoo redeneerde Karel bij zich zelven - slechts als een geleider van het leger door het land getrokken, nu zou hij het bevelen.
Hij zeide echter niets. Hij nam den brief van het leger uit Cromwells hand en las hem aandachtig. Daarna greep hij den brief van het Parlement en vergeleek de beide stukken met elkander. Ireton en Cromwell stonden onbeweeglijk naast de tafel. Zij hielden nu en dan den adem in; hunne loerende blikken volgden elke beweging van Karel en zochten op zijn gelaat zijne gedachten te raden. De stilte, welke in de kamer heerschte, werd slechts door het vouwen van het papier onderbroken, dat in de handen des konings beefde, en door den stap van den schildwacht op de galerij.
De koning las zeer lang, zoodat Cromwells hart in het lijf begon te bonzen. Wanneer het Parlement eens de overwinning behaalde? Noch te Marston Moore noch te Naseby had Cromwell zulk een angst ondervonden; het leger verwachtte, dat hij ook in het kabinet den koning zou overwinnen.
Karel legde den brief van het Parlement neêr en zeide:
‘Mijne vrienden raden mij aan de voorslagen van het Parlement aan te nemen. Het zijn dezelfde, welke mij vroeger te Newcastle voorgelegd werden.’
De twee generaals beefden licht.
Cromwell trok de schouders op. ‘Uwe Majesteit kan vrij kiezen, sire,’ zeide hij op onderworpen toon. ‘Wij houden u niet terug. Doch ik geloof niet, dat Karel Stuart lang zal kiezen tusschen de omgeving van handelaars en vischkoopers en de bataljons dappere soldaten, die hij in een eervollen strijd voor zich zocht te winnen.’
De koning zweeg. ‘Ik vergeleek juist weêr de voorwaarden,’ zeide hij, naar de papieren wijzende.
‘Dan zal Uwe Majesteit wel bespeurd hebben, dat de voorwaarden van het leger de beste zijn,’ viel Ireton hem in de rede.
‘Waarlijk!’ riep de koning. ‘Gij hebt gelijk. De koopliê van Londen schrijven mij harde zaken voor: ik moet mij aan hen onderwerpen, een menigte mijner vrienden verwijderen, de hulp der wolmakelaars inroepen en wie weet wat meer! Het leger maakt het daarentegen beter; ik zie duidelijk, dat de soldaten mij in den strijd hebben leeren kennen; geef hier het blad, sir Olivier!’
Cromwell kon nauwelijks een vreugdekreet inhouden. Hij gaf den koning het geschrift.
Karel stond eenige oogonblikken onbeweeglijk, doch plotseling nam hij de pen en teekende.
‘Met het leger!’ riep hij.
‘Het leger ben ik,’ zeide Cromwell.
‘Ik begrijp u,’ lachte de koning, ‘wij zullen elkander wel verstaan.’
Ireton en Cromwell gingen weêr naar buiten. Beiden hadden zij een gevoel alsof hun een rots van het hart was gevallen.
‘Ik heb hem en het Parlement in mijn zak,’ fluisterde Cromwell, naar het venster des konings wijzende.
Boven lag de koning weêr op de canapé. ‘Ik heb er goed aan gedaan voor het leger te kiezen,’ zeide hij. ‘Cromwell zal mij veel diensten bewijzen.’
Wij tellen twee jaren later. Rondom het paleis van Whitehall te Londen verdrong zich eene samengepakte menigte, die zwijgend het oog gericht hield op een venster van het paleis, waarvoor den dag te voren een schavot was opgetimmerd, en waaruit weldra de koning zou te voorschijn treden, om als een lage misdadiger het hoofd op het blok te leggen.
Daar binnen knielde Karel neêr in een laatst en innig gebed. Hij had reeds afscheid genomen van zijne kinderen en hield zich nog maar alleen bezig met het heil zijner ziel, die weldra voor haar Schepper zou verschijnen. De koning had zich voor 't laatst met de insignes der koninklijke macht bekleed, want met opgeheven hoofde wilde hij den dood ingaan, hem door een schijnheiligen en valschen verrader bereid.
De bisschop van Londen stond den koning bij en wees den vorst onophoudelijk op het kruis, waaraan Kristus, de Koning der koningen in eeuwigheid, zich had willen slachtofferen voor het heil der geheele menschheid.
Eindelijk had het noodlottig uur geslagen en trad het slachtoffer, vergezeld van den bisschop, door het raam op het schavot. De koning liet zijn blik over het volk weiden, doch ziende dat zijne stem de menigte, die door cavalerie en infanterie op eerbiedigen afstand gehouden werd, niet bereiken kon, zeide hij tot zijne omgeving:
‘Ik zweer bij God, voor wiens rechterstoel ik weldra zal verschijnen, dat ik onschuldig ben aan de misdaad, die mij toegedicht wordt. Niet ik, maar het Parlement draagt de schuld van den oorlog. Het heeft de rechten der kroon vernietigd door het opperbevel over het leger te eischen, door wervingen te bevelen, eer ik iemand te wapen had geroepen. Ik vergeef mijnen vijanden en bid God, dat Hij hunne harten moge roeren. Had ik mij onderworpen aan de willekeurige heerschappij van het Parlement, ik zou hier niet staan. Ik verdedigde mijne goede zaak. God moge mij genadig zijn!’
‘Er blijft u nog ééne schrede over,’ zeide de bisschop, ‘zij is moeielijk en smartelijk, doch kort en brengt u van de aarde naar den hemel.’
‘Ik verwissel mijne vergankelijke met eene onvergankelijke kroon,’ hernam de koning.
‘Moed,’ antwoordde de bisschop. ‘Die wisseling is eene goede.’
Nogmaals knielde Karel neêr en bad, waarna hij het hoofd op het blok legde.
De beul trad nader, zwaaide de bijl en kapte met een enkelen slag het hoofd van het lichaam, waarop een zijner helpers het bij de haren opnam en het aan het volk toonende uitriep: ‘Dit is het hoofd van een verrader!’
Een kreet steeg uit het volk op, dat met afschuw den koningsmoord had gaêgeslagen, doch de cavalerie verstikte spoedig alle uitingen van dien aard en dreef de menigte uiteen.
Daarmeê was de moord volbracht en de grond gelegd voor het dictatorschap van Cromwell, die echter van dat oogenblik af zijn laatste rustig oogenblik beleefd had.