De Belgische Illustratie. Jaargang 10(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De jonge moeder. De moeder heeft de wieg gespreid, En legt het kindje op 't mollig kussen Maar hoe ze ook wiegt, de kleine schreit En laat zich niet in sluimring sussen. De moeder doedelt, neuriet, kweelt, En immer zoeter wordt haar zingen; Om 't schommlend kleine bedje speelt De zoete slaap in tooverkringen. Hoe zachter 't wiegeliedje klinkt Te stiller wordt het kreunend weenen, Totdat een rustig traantje blinkt In 't half geloken oog des kleenen. Dra zweeft een zoete blijde droom Om 't lachend bloozend aangezichtje; De moeder ademt zacht, met schroom - En neigt zich over 't sluimrend wichtje. Als zij 't zoo rustig slapen ziet, Poogt zij voorzichtig het te dekken; Zij wil het kussen, waagt dat niet - Beducht haar lieveling te wekken. Zij staart het lang volzalig ân, Gaat telkens weg, keert telkens weder, En doet wat zij niet laten kan: Zij steelt een kusje zacht en teeder. Nu knielt zij naast het wiegje neêr, En spreekt tot God een moederbede, En dankt Hem voor zijn zegen weêr, En zoekt dan zelf haar legerstede. Vorige Volgende