Geïllustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Na het ontslag van Abdul-Kerim-pacha en de benoeming van Mehemed-Ali tot opperbevelhebber van de turksche strijdkrachten in Europa, meende men, dat de nieuwe Serdar-Ekrem het turksche leger in den bekenden vesting-vierhoek zijne verdedigende houding zou doen verlaten, om krachtig offensief tegen den vijand te werk te gaan. Men had de grootste verwachtingen op Mehemed-Ali gebouwd, doch dagen en weken verliepen, zonder dat men iets van hem hoorde. Terwijl het leger van Osmanpacha zich van Plevna meester maakte en er vervolgens alle vijandelijke aanvallen afsloeg; terwijl Suleiman-pacha Gurko's overwinnenden tocht in Rumelië tegenhield en hem dwong den terugtocht naar den Balkan aan te nemen, waar de overwinnaar der Montenegrijnen op zijne beurt door de in den Schipka-pas genestelde Russen werd tegengehouden; terwijl de strijd tegen den binnendringer overal ontbrand was, bleef het leger van Mehemed-Ali werkeloos achter zijne sterke verschansingen aan de Lom liggen, waar de Russen zich wel wachtten hem aan te vallen.
Toch had het turksche leger een vijand tegenover zich, die dezelfde taktiek scheen te volgen en meer op een observatie-korps, dan op een aanvallend leger geleek. Het russische leger werd door den grootvorst-troonopvolger aangevoerd. Men wist, dat het betrekkelijk zeer zwak was, zoodat men zich van deze zijde wel tot een streng verdedigende houding moest bepalen. Hoe echter de werkeloosheid te verklaren van Mehemed-Ali, die naar het algemeen gevoelen over een geducht leger te beschikken had, en wiens militaire bekwaamheden door niemand in twijfel werden getrokken?
Zijne troepen waren inderdaad minder talrijk dan men algemeen meende: het is eene eigenaardigheid van dezen oorlog, dat het publiek, ja, zelfs de officieele cijfers zich voortdurend in de sterkte der wederkeerige legers vergist hebben, waardoor vele zaken geheel anders uitgekomen zijn, dan men aanvankelijk vermoedde. Toen de Russen nog in Rumenië stonden, had men een goed gedeelte van het Lom-leger naar het Westen gezonden, terwijl andere troepenafdeelingen de bergpassen van den Balkan bezet hadden; daardoor was het eigenlijke hoofdleger zeer verzwakt, en toen Suleiman-pacha later op het oorlogstooneel verscheen, bleef hij hardnekkig aan den Schipkapas hechten, in plaats van te trachten door een anderen bergpas zich met Mehemed-Ali te vereenigen.
Langzamerhand echter ontving de Serdar-Ekrem eenige versterkingen, en toen zijn legermacht tot ongeveer 65.000 man was aangegroeid, dacht hij het oogenblik gekomen om aanvallend te werk te gaan. Hij verdeelde zijn leger in drie colonnes en nam tot basis zijner operatiën den straatweg van Osman-Bazar naar Rasgrad. Zijn hoofddoel was den vijand uit zijne stellingen tusschen Rasgrad, Eski-Djouma en de Lom te verdrijven.
Het turksche leger wendde zich eerst tegen Jenikioï en nestelde zich, zonder tegenstand te ontmoeten, te Popkioï en Sarnasuflar. In zijn front bevonden zich talrijke russische troepenkorpsen, die zich te Jaslar, Popkioï, Haidarkioï, Karahasankioï en Kesylat verschanst hadden. Rondom deze laatste plaats bevonden zich de geduchtste der russische stellingen, die van zwaar geschut voorzien waren. Hier werden de vijandelijkheden geopend.
Nedjib-pacha, die een der drie turksche colonnes aanvoerde, begon den strijd, onmiddellijk door Mehemed-Ali zelven ondersteund, die het sein tot den algemeenen aanval gaf. Het was den 29 augustus. Het gevecht begon te negen uur in den morgen. De turksche artillerie opende langs de geheele linie gelijktijdig het vuur, zoodat de Russen niet onderscheiden konden, op welk punt zich de vijandelijke strijdkrachten samentrokken. Terwijl Fuad-pacha zijne cavalerie-regimenten op de Russen wierp, kon Nedjib-pacha hen ongemerkt naderen, en na een heet gevecht werd de vijand op Karahasankioï teruggeworpen. De aangevoerde versterkingen kwamen te laat en mochten nog slechts de geheele vernietiging van het russische detachement verhinderen. Men zag de russische troepen in volslagen wanorde de Lom oversteken, doch nieuwe versterkingen rukten aan en nogmaals hernamen de Russen het gevecht, met het doel om de verloren versterkingen te herwinnen. De Turken hadden echter hun tijd uitmuntend besteed: op de pas veroverde verschansingen hadden zij eenige batterijen zwaar geschut geplaatst, wier geweldige uitberstingen de Russen andermaal dwongen den rechteroever van de Lom te verlaten. Een groot aantal vluchtelingen vond in de rivier den dood.
Haidarkioï werd door Sadik-pacha aangevallen en wel met zulk eene onstuimigheid, dat de gevreesde stelling reeds bij den eersten storm genomen werd. De Russen namen met overhaasting de vlucht, hunne tenten en bagage in de handen van den vijand achterlatende.
De Russen verloren in dezen slag 1800 man, de Turken ruim 1000. Wanneer men in aanmerking neemt, dat deze laatste de aanvallers waren en sterke vijandelijke stellingen moesten bestormen, zal men moeten toegeven, dat zij zich ook bij deze gelegenheid heldhaftig gedragen hebben.
Den 1 september naderde het turksche leger Popkioï; daar de Russen op dit punt echter te zwak waren om den aanrukkenden vijand tegenstand te bieden, ontruimden zij hunne stellingen, na het dorp in brand geschoten te hebben.
Den volgenden dag werd Kadikioï door de Turken aangevallen: maar hier werden zij met een verlies van 200 man afgeslagen; den 4 september hervatten zij echter den aanval, maakten zich van het dorp meester, doch verloren het nog denzelfden dag.
Den 5 september had er weêr een ernstig treffen plaats. Omstreeks 10 uur in den morgen begonnen, duurde het gevecht tot 6 uur des avonds; de vrucht van den turkschen aanval was de verovering van het versterkte dorp Kacilievo. Van nu af werd de strijd langs de geheele linie voortgezet; het leger van Mehemed-Ali rukte op de Jantra aan, op zijn weg al de russische versterkingen veroverende; den 6 september werden Ostrica en Ablava genomen; andere stellingen volgden en den 11 was het russische leger genoodzaakt zich op een halve dagreis ten westen van de Kara-Lom (Zwarte Lom) te concentreeren. Ook thans kon het echter Mehemed-Ali niet tegenhouden: den 12, 13 en 14 september werden respectievelijk Djenmalkioï, Ganatokioï en Bameka door hem bezet. Den 21 werden de gewichtige stellingen van Berboka en Tsjairkioï door de Turken aangevallen. Na eene hevige kanonnade vielen de Turken de genoemde verschansingen met woede aan; het gevecht duurde verscheidene uren en aan weêrszijden leed men beduiden de verliezen. De pogingen der aanvallers, om de Tschairkioï-stelling te nemen, bleven echter vruchteloos: met een verlies van verscheidene honderden mannen moesten zij den strijd opgeven, daar de opperbevelhebber zijne manschappen niet nutteloos aan een zekeren dood wilde blootstellen. Voor Berboka waren de Turken aanvankelijk gelukkiger: na een heeten strijd gelukte het hun dat dorp te nemen, doch toen de Russen versterking ontvingen, waren zij na een bloedig gevecht genoodzaakt hunne verovering weder op te geven.
Van dien dag af scheen het geluk Mehemed-Ali's vanen te verlaten. Wel leed hij geene beslissende neêrlagen, doch hij kon evenmin eenig blijvend voordeel meer behalen; de Russen toch ontvingen voortdurend versterkingen; versche regimenten, die nog niet aan den strijd in Bulgarië hadden deelgenomen, losten de zieke of gewonde manschappen af, en weldra was de czarevitch in staat op zijne beurt aanvallend te werk te gaan. Mehemed-Ali kwam zijne vijanden echter voor; begrijpende dat zijne door talrijke kleinere gevechten uitgeputte troepen niet sterk genoeg meer waren om den schok van de russische bataljons te weêrstaan, nam hij den terugtocht naar de Beneden-Lom aan. Deze terugtocht werd door den vijand weinig verontrust en hoogstens hadden hier en daar eenige onbeduidende schermutselingen plaats. Intusschen was Mehemed-Ali's veldtocht, die onder zulke gunstige omstandigheden voor hem begonnen was, mislukt, en zijn hoofddoel, Osman-pacha te naderen en aldus het russische leger voor Plevna tusschen twee vuren te brengen, heeft hij moeten opgeven.
Op het laatst van september stond de Serdar-Ekrem weêr in zijne oude positiën aan den rechteroever van de Lom, terwijl de door hem verlaten stellingen tusschen Lom en Jantra achtereenvolgens door het leger van den czarevitch bezet werden.
De mislukte veldtocht kostte Mehemed-Ali het opperbevel: bij besluit van den sultan is hij door Suleiman-pacha vervangen.