Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Het is een gewoon terugkeerend verschijnsel in vredestijd telkens, nu eens onzekere, dan weêr meer duidelijke oorlogsgeruchten te vernemen, terwijl, wanneer de oorlog uitgebroken is, dikwijls allerhande geruchten van wapenstilstand en vrede de ronde doen. Een zoodanig verschijnsel is zeer verklaarbaar; de maatschappij zoowel als de persoon wordt telkens door de dobbering van hoop en vrees geslingerd; ademt alles vrede en heerscht er voorspoed en rust, dan is het minste wolkske, 't welk zich aan den staatkundigen hemel vertoont, voldoende om een opkomend onweêr en eene geweldige uitbersting te doen vreezen; breekt eenmaal de strijd los in een land en zijn dientengevolge de bronnen van handel en nijverheid voor een geheel werelddeel verstopt, dan hoopt men altijd weêr en doet een enkele lichtstraal, die door de wolken heenbreekt, dikwijls ‘Vrede, vrede!’ roepen, al klieft de bliksemstraal nog den hemel en al hoopen zich aan den horizon nieuwe donder wolken opeen.
Sedert de weinige maanden dat de oorlog begonnen is, heeft dit laatste verschijnsel zich reeds meermaals voorgedaan; vooral na Gurko's stoutmoedige coup de main, - toen het den schijn had, dat de russische troepen, eenmaal den Balkan overgetrokken, door het opene en vlakke Rumelië zonder al te grooten tegenstand op Adrianopel en Constantinopel zouden aanrukken en de russische arend weldra zijn klauw naar de stad aan den Bosphorus zou uitsteken, - namen die vredesgeruchten een meer bepaalden vorm aan en meende men, dat het vernederde en weerlooze Turkije den overwinnaar te voet zou vallen en den vrede afsmeeken.
Die verwachting, overigens geheel en al ongegrond, is door den loop der gebeurtenissen verdwenen. De voor de Turken even gunstige als roemrijke gevechten in de laatste dagen van juli bij Plevna geleverd, hebben eene geheele omkeering in den toestand gebracht, en er wordt niet meer van vrede gesproken, maar ‘Oorlog, oorlog!’ klinkt de kreet: ‘Oorlog tot het uiterste!’
Dergelijke vermoedens en beschouwingen berustten echter op geheel verkeerde begrippen van den politieken toestand van Europa. De vredesgeruchten vóór den slag bij Plevna waren ongegrond. Zelfs. al had Rusland zijne overwinnende hand over geheel Rumelië kunnen uitstrekken en de turksche legers en vestingen onschadelijk maken, dan nog zou Europa zeer verre van den vrede verwijderd geweest zijn. Ook met den vijand voor de poorten van Constantinopel had de porte aan geen vrede kunnen denken, zonder haar bestaan op het spel te zetten. Hare onderdanen hadden, door den strijd met den eeuwenouden vijand verhit en door den uitgebersten godsdienstoorlog tot het uiterste gebracht, nimmer een vernederenden vrede aangenomen, die eene soort van voogdijschap niet alleen over de Kristenen, maar zelfs over de Mahomedanen in het turksche rijk ten gevolge moest hebben. Daarenboven hadden Engeland en Oostenrijk Ruslands opperheerschappij in het schiereiland van den Balkan nooit geduld, en de overgroote oorlogstoebereidselen van het eerstgenoemde land, de bedrijvigheid die in zijne arsenalen heerschte, het uitzenden van oorlogsschepen met landingstroepen naar de Middellandsche-Zee, evenals de redevoeringen der ministers in het Parlement, bewezen genoegzaam dat Engeland zich op alles voorbereidde en den Rus niet ongestraft tot den Bosphorus zou laten doordringen. Oostenrijk van zijnen kant had reeds de mobilisatie van eenige legerkorpsen bevolen en trok groote troepenmassa's aan zijn zuidergrens bijeen, toen de turksche overwinningen zoowel Engeland als Oostenrijk van verdere maatregels woêrhielden, waardoor het gevaar voor een algemeenen oorlog aanmerkelijk verminderd was.
Men kan met grond zeggen, dat de nederlagen der Russen den toestand in Europa gezonder en minder dreigend gemaakt hebben. Het is mogelijk, dat de oorlog langer duurt - alles duidt aan dat, daargelaten onvoorziene omstandigheden, de veldtocht in 1878 zal hervat worden - maar de kansen, dat de oorlog gelocaliseerd zal blijven, zijn veel geklommen, evenals de waarschijnlijkheid, dat een gebeurlijke vrede tot eene bevredigende oplossing der oostersche quaestie zal leiden. Worden de russische legers voortdurend geslagen, dan zal de czaar door uitputting of geldgebrek eenmaal moeten besluiten tot den vrede, die door de tusschenkomst der mogendheden nog altijd betrekkelijk gunstig voor het lot der Kristenen in Turkije zijn zal; lijden de turksche troepen integendeel de nederlaag, dan kan Turkije, door de levenskrachten die het bewezen heeft te bezitten, zooal op geen voordeeligen, dan toch op een eervollen vrede rekenen en zullen de Turken, na den ongelukkigen maar zeker roemrijken strijd, gemakkelijker het hoofd in den schoot leggen.
Wij herhalen dus: de wending, die de oorlog sedert het laatst van juli genomen heeft, kan niet anders dan gunstig op den toestand en de toekomst van Europa werken.
Terwijl de wederzijdsche legers in Europa, in afwachting van een beslissenden veldslag, weken lang schier werkeloos tegenover elkander bleven liggen, had er evenmin in Klein-Azië iets belangrijks plaats, sedert de Russen den slag van Zewin verloren en, op hun eigen grondgebied teruggedrongen, het beleg van Kars moesten opbreken. De oorzaken dezer werkeloosheid zijn niet ver te zoeken. De aanzienlijke verliezen, welke de russische opperbevelhebber Loris Melikoff bij verschillende ongelukkige ontmoetingen geleden had, maakten het hem onmogelijk, met zijn sterk verminderd en gedemoraliseerd leger van uit Alexandropolis opnieuw aanvallend op te treden, terwijl de beloofde versterkingen òf lang onderweg bleven wegens den verren afstand òf in het geheel niet aankwamen, daar ze op het europeesch oorlogsterrein zelve nog meer noodig waren. Doch ook de Turken konden er niet aan denken aanvallend te werk te gaan en met eene voldoende legermacht Trans-Kaukasië binnen te trekken. Behalve dat zij daartoe geen voldoend aantal troepen bezaten, zijn de turksche troepen, hoe dapper en met welk goed gevolg zij zich ook achter wallen en verschansingen weten te verdedigen, minder voor een aanvallenden oorlog geschikt.
Moukhtar-pacha's leger bleef zich dus in de nabijheid van Kars tot het defensieve bepalen, wat ten gevolge had, dat zich alles weken lang tot schermutselingen en onbeduidende voorposten-gevechten bepaalde. Alleen bij Batum werd voortdurend hevig gevochten met gunstigen uitslag voor de Turken, zoodat de Russen, na voor deze zeehaven duizenden soldaten verloren te hebben, genoodzaakt waren het beleg op te breken en zich aan den rechteroever van de Tschuruksu in een verschanst kamp voor den aanval des vijands te vrijwaren.
Wat het russische hoofdleger betreft, dit heeft eerst den 18 augustus de operatiën opnieuw begonnen, door met 48 bataljons infanterie, 10 regimenten kavalerie en 110 kanonnen van uit Alexandropolis over de grenzen te trekken en, in het geheel 35.000 man sterk, een aanval op het turksche legerkamp bij Kars te wagen. Zooals gewoonlijk werd de strijd door een hevigen artilleriekamp geopend, om weldra in een algemeenen aanval over te gaan.
Alle pogingen der Russen om den vijand uit zijne positiën te verdrijven, stuitten af op den heldenmoed der turksche troepen, die met eene bedaardheid en onversaagdheid streden, de beste europeesche soldaten waardig. Hoe dikwijls de Russen ook aanvielen, ze werden telkens met groot verlies teruggeslagen, tot de divisie van Hussein-Hamid met zijn linkervleugel vooruitrukte en de Russen dwong den aanval voorgoed op te geven. Het was omstreeks vier uur van den middag, toen deze laatsten hunne stellingen en in allerijl het slagveld verlieten, achtervolgd door de kavalerie van den dapperen Chizi-Meh-med-pacha, den zoon van den bekenden Schamyl, die den vijand nog een honderdtal gevangenen ontnam.
De verliezen der Russen bedroegen 1500 man, terwijl de Turken, behalve een honderdtal gevangenen, eene menigte wapenen en munitie buit maakten. Zij zelven schatten hunne eigene verliezen op niet meer dan 100 man; russische opgaven spreken echter van 800 dooden en gekwetsten.
Terwijl Russen en Turken elkander met hevigheid bekampen, blijven de Bosniërs, Horzegowineezen en Bulgaren, ten wier behoeve de czaar gezegd heeft het zwaard uit de scheê te trekken, zooal geen rustige, dan toch werkelooze toeschouwers van den strijd. Slechts een enkel oproerhoofd was, na een kamp van twee jaren, in Herzegowina overgebleven, de bekende Despotovitz, die met ongeveer 3000 man den Turken nog altijd het hoofd bood. Ook dit partijhoofd is nu van het oorlogstooneel verdwenen, ten gevolge van de turksche militaire operatiën in de eerste helft van de maand augustus.
Despotovitz bevond zich sedert eenigen tijd met zijne bende in het dal van Erni-Potok, welks omringende hoogten hij van verschansingen voorzien had; verschillende aanvallen der Turken had hij afgeslagen, daar deze te weinig talrijk waren om de oproerlingen uit hunne uitmuntende stellingen te verjagen. Op grond dezer ervaring verzamelde Ismet-pacha, de turksche bevelhebber in die streken, eene groote troepenmacht, waaronder zich 4000 nizams bevonden, en kwam hij den 3 augustus in de nabijheid van het Erni-Potok-dal aan. Den volgenden dag had de aanval plaats. Despotovitz verdedigde zich woedend; verschillende aanvallen sloeg hij af en al de vijanden, die binnen de verschansingen gedrongen waren, werden neêrgesabeld. Toen echter 2000 nizams onverwacht in den rug zijner stelling verschenen, waardoor hij langs alle zijden te gelijk kon aangevallen worden, werd zijne positie onhoudbaar. Hij was genoodzaakt met een gedeelte zijner troepen op oostenrijksch grondgebied de wijk te nemen, waar hij onmiddellijk ontwapend en geïnterneerd werd.
De buit der Turken was een duizendtal geweren, talrijke kisten munitie, twee kanons en eenige vaandels. Van groot belang is het voor hen, dat zij zich thans tegen de Montenegrijnen kunnen wenden, die na het vertrek van Suleiman-pacha opnieuw aanvallend opgetreden zijn.