Zingen om den broode.
Naar F. Defregger.
Ik ben vernoegd; op jubeltoon
Verkondigt dat mijn lied,
Want menig man met staf en kroon
Is 't nog op ver na niet;
En is hij 't ook? wel nu het zij!
Dan deelt hij 'tzeltde lot met mij.
Zoo zongen de middeleeuwsche reizende straatzangers, en wezenlijk, wat hun lied zeide, was de weêrklank hunner ziel. Later, toen de muziek meer algemeen werd, verdwenen de zangen wel langzamerhand, doch op de eenzame dorpen van elke streek was een zanger toch nog altijd een welkome gast. Dat het lied, door lieve kinderstemmen voorgedragen, in bekoorlijkheid moest winnen, begreep iedereen, waarom die kleinen in het zingen werden geoefend en reeds op zeer jeugdigen leeftijd onder de bescherming van een oudere de wereld doortrokken. Niet