Engelsche beleefdheid.
Wat hier beleefdheid is, is dit in meer dan een geval niet in een ander land, en wederkeerig. Toen wij, eenige jaren geleden, het britsch parlement bezochten en, in volle zitting, die heeren zagen zitten mei den hoed op het hoofd - die vervelende en onaangename kachelbuis, zegde van Lennep eens - dachten wij: ‘Dat zou bij ons, hoe onbeleefd wij dan ook somtijds zijn, niet 'gebeuren!’
Bij ons verblijf in Engeland merkten wij, in meer dan een geval, een aanzienlijk verschil tusschen de gebruiken op, en als wij ons hier dikwijls uit den slag trekken met het gemakkelijke vous permettez, dan is dit in eene deftige engelsche samenleving niet toegelaten, en moet men zich in alles op een eerbiedigen afstand houden, wil men voor een welopgevoed man doorgaan.
De Franschman zegt: où il y a de la gêne il n'y a pas de plaisir, en wij, die altijd genegen zijn na te zeggen wat die geestige Franschen aanhalen, hebben ook die spreuk gedurig in den mond; doch bij den Engelschman gaat die overigens zeer groife stelregel niet op, omdat hij meer dan eens alle perken en palen te buiten loopt.
Wij hebben echter ook hoedanigheden, welke de Engelschman niet heeft - ten minste, wij spreken van onze beschaafde kringen, en niet van personen die zelfs het voetpad niet zullen verlaten voor eene dame, maar zich liever de mouwen aan den gevelmuur afschaven. Zoo zullen wij ons beïeveren hulp aan te bieden, onze plaats af te staan in een openbaar rijtuig of anderzins, aan eene persoon die wij niet kennen: - in Engeland ontmoet men zoo iets slechts bij groote uitzondering, en over het algemeen beschouwt men dergelijke handelwijs als een ongepaste indringing, als eene krenking zijner eigene waardigheid.
Men heeft wel eens eene charge op die terughouding in Engeland gemaakt. Zij stelt een gentleman voor, die aan boord van het water staat, waarin een man verdrinkt; de Engelschman lorgneort flegmatisch den worstelaar met den dood. Bij de vraag waarom hij hem niet bijstaat, antwoordt hij: ‘Ik ken hem niet; hij werd mij niet voorgesteld.’
Dat is eene fransche charge, en de Franschen hebben er altijd een oneindig genot in gevonden den Engelschman in hunne vaudevilles belachelijk te maken; 't is eene charge en meer ook niet, en kwam de nood aan den man, het kind van Albion zou toonen dat het hart op zijne rechte plaats klopt! Doch dat er iets waar in het antwoord ligt, is ontegenzeggelijk. Men moet, wil men toegelaten worden, bij een Engelschman ‘voorgesteld,’ men moet ingeleid zijn, en dan nog mag die inleiding, die voorstelling niet op losse schroeven gevestigd zijn.
Maar ook, ziehier het groot verschil tusschen eene inleiding of voorstelling ten onzent en in Engeland. Hier stelt men dezen of genen op de wandeling of anderzins voor, en den volgenden dag gaat de persoon aan wien men is voorgesteld, den voorgestelde zonder groeten voorbij.
Indien men volgens alle de regels der etiquette in Engeland is voorgesteld: - dit wil zeggen, dat de voorsteller zich eerst overtuigd heeft, dat de inleiding aan den persoon bij wien hij voorstelt, aangenaam is - wordt deze niet meer als een onbekende voorbij gegaan, tenzij latere reden daartoe aanleiding mochten geven.
Een toevallig gesprek, hoe welwillend ook gevoerd, is voor een Engelschman geen reden om de kennismaking voort te zetten. Wij spreken hier van den echten gentleman, want men vindt in Engeland, zoo wel als op andere plaatsen, personen welke er op loeren, in badplaatsen of elders, kennis met dezen of genen aan te knoopen.
Van engelsche dames die men in dergelijke plaatsen ontmoet, en zonder voorstelling of introductie kennis maken, al spreken zij nog zoo luid over de londensche high live - eene engelsche dame wil altijd in den vreemde van lord's afkomst schijnen - van dergelijke dames moet men zich wachten: zij hooren niet tot de wezenlijk hooge wereld.
Ook zal een echte gentleman u het woord niet toerichten in een gezelschap, koffiehuis, openbaren hof of publiek rijtuig. Vandaar dat een Engelschman juist geen vroolijk reisgezel is, en het oneindig aangenamer mag gezegd worden een Franschman te ontmoeten, die niet beter vraagt dan onmiddellijk in betrekkig te komen, u zijne hartelijkheid toont en dienst bewijst waar het hem mogelijk is.
Hoe het zij, wij verkiezen, in zake van wezenlijke inleiding of voorstelling, verre weg de engelsche boven de fransche handelwijs: wij zullen nooit twee gevallen in ons leven vergeten. Toen wij eenige jaren geleden Parijs bezochten, waren wij voorzien van eene introductiebrief van een der hoogst geplaatste personen van België, bij een Franschman, verre, zeer verre in rang beneden den inleider geplaatst: - wij werden echter met eene fransche beleefdheid afgeschipperd; doch toen wij ons, in soortgelijke omstandigheid, in Engeland bevonden, werden wij als het kind van den huize beschouwd; wij waren in de handen geleverd van die familie, en die familie zorgde in waarheid, dat het ons wèl ging - voorwaar al te wèl.
Wij reden, vaarden, wandelden, dineerden, woonden feesten bij, en wij zouden eene ongelooflijke onbeleefdheid hebben begaan, indien wij den geldbeugel hadden willen openen. Een Engelschman is de royaalste man der wereld; maar gij moet hem in vollen regel zijn voorgesteld.
In onze streken is het de gewoonte - die gelukkig nu veelal verloren gaat - zijne buren met een bezoek te vereeren als men zich hier of daar op een buitèn vestigt. In Engeland wacht de nieuwe bewoner integendeel het bezoek der buren af. Dit echter is geene noodzakelijkheid en willen deze in de afzondering blijven, zij kwetsen alzoo in geenen deele de regels der etiquette. De voorstelling, de introductie treedt ook hier weêr op den voorgrond. In alle geval, de nieuwe bewoner moet het bezoek der b uren afwachten.
Na het huwelijk tout rentre dans l'ordre, zegt Labruyère ergens, en men verlaat, zoowel de vrouw als de man, de kennissen van vroeger. In Engeland wordt dit echter tot het uiterste gedreven: zonder uitnoodiging biedt men zich niet meer in het huis der jonggetrouwden aan, hoe vriendschappelijk men vroeger dan ook met den man heeft geleefd.
Vooreerst, zegt men, maakt men in het jongmansleven al zeer lichtelijk kennis; doch eens gehuwd, dient men nauwgezetter te zijn in de keuze zijner vrienden; dan, wie zegt u, dat de vriend van den man, in omgang zou bevallen aan de vrouw en omgekeerd!
Het groeten eener dame, die men kent, in de straat, is niet gebruikelijk, tenzij men haar van zeer nabij kennen mocht of met haar verwant is, en in dit laatste geval is een hoofdknik niet voldoende: men moet zich voor haar het hoofd ontblooten, evenals voor een vriend die den arm aan eene dame geven zou. De hand geven, zonder deze van den handschoen te ontmaken, is onbeleefd; doch mocht men weten, zegt een periodiek werk, dat de hand de vereischte frischheid niet heeft, kan men zich verontschuldigen: excuse my glove.
Ten maaltijd genoodigd, mag men slechts eenige minuten voor het maal begint, aanwezig zijn; eene dame, die men naar de eetzaal zou-geleiden, zou het hoogst kwalijk nemen, indien de cavalier haar, bij het binnentreden, eenigermate vooraf ging. Luidop lachen, zich tweemaal bedienen van eene schotel aan een ceremonieel maal, den naam noemen van den persoon tot wien men spreekt en zich niet bepalen bij den eenvoudigen titel van ‘Mijnheer,’ ‘Mevrouw’ of anderzins - dit alles gaat in Engeland voor onbeleefd door.
Als wij een kaartje afgeven en daarin op den hoek eene plooi leggen, beduidt dit dat wij dit kaartje in persoon hebben gebracht; doch in Engeland wil die plooi zeggen, dat het kaartje voor de verschillende personen in het gezin bestemd is.