Stroopers.
Een oogslag op onze gravure zegt iedereen terstond, dat wij hier niet te doen hebben met den dorpeling, die nu en dan het verroeste musschengeweer uit den schouw haalt om zijn buurman een haas of eenig ander stuk wild voor den neus weg te pikken, maar met een paar schelmen, voor wie het geraden is uit den weg te gaan. Stroopers, die voor hun handwerk te paard rijden, loeren op nog iets anders dan op een paar onnoozele hazen en uit de houding, waarin de schilder ze heeft voorgesteld, ziet men dat ook duidelijk. Die gelieimzinnige mededeeling en die aanwijzing met de hand kunnen geen haas gelden, doch minstens een of anderen onbekenden reiziger, die onbezorgd het natuurschoon van het land komt bewonderen. De voorstelling van de natuur doet aan Italië denken, en het is genoeg bekend welke groote afmetingen daar het rooverwezen heeft aangenomen, om dat vermoeden te bevestigen. De groepeering mag zeer schilderachtig hoeten en doet de beide hoofdfiguren flink uitkomen.