Geillustreerd nieuws.
De oorlog in het oosten.
Van af Kalafat, dicht bij de servische grens, tot Ismaïl, nabij de monden van den Donau, leggen de Russen oeverbatterijen aan, die met zware kruppkanonnen bezet worden, terwijl de russische legerkorpsen langzamerhand langs dsn geheelen linkeroever van den Donau hunne troepenmacht ontplooien. Tweehonderd vijftig duizend man staan thans langs de grensrivier in linie; de rechtervleugel, grootendeels uit Rumeenen bestaande, steunt op Kalafat, tegenover de turksche vesting Widdin, het centrum heeft de vijandelijke vestingen Nicopolis, Roestsjoek en Silistria vóór zich, terwijl de linkervleugel de rumeensche steden Braïla, Galatz en Reni tot steunpunt heeft en van daar uit de Dobrudscha bedreigt.
De Russen zijn blijkbaar voornemens niet eer met hunne hoofdmacht de rivier over te trekken vóór de lange keten der door hen op den linkeroever van den Donau aangelegde vestingen en opgerichte batterijen geheel voltooid is. Deze tactiek moge van weinig voortvarendheid getuigen, ze geeft toch van eene hooge mate van omzichtigheid en overleg blijk en schenkt den Russen inderdaad een groot voordeel. Ze noodzaakt de Turken hunne macht, die veel geringer is dan die van den vijand, te versnipperen en houdt hen in het onzekere, waar de Russen den overgang over de rivier zullen beproeven, terwijl deze op een gegeven oogenblik gemakkelijk en met snelheid een groot gedeelte hunner strijdkrachten kunnen samentrekken en aldus de Turken met overmacht aanvallen.
In afwachting van den grooten strijd dondert het kanon langs den geheelen rumeenschen en turkschen oever van den Donau en tracht men van weerszijden het opwerpen van verschansingen en het planten van batterijen te verhinderen. Hoewel de rivier eene gemiddelde breedte van duizend meters heeft, missen de moderne getrokken kanonnen ook op dien afstand hunne uitwerking niet, en bij de geschutgevaarten, die er voortdurend tusschen Widdin en Kalafat, tusschen Turtakai en Oltenitza en andere plaatsen van den turkschen en rumeenschen oever in beweging gehouden worden, brengt men elkander voortdurend groot nadeel toe en valt menig artillerist, door een vijandelijken kogel getroffen, doodelijk gewond naast zijn kanon neêr. Alleen in de week tusschen 12 en 20 mei sneuvelden tweehonderd Rumeenen in de nabijheid van Kalafat bij hunne stukken.
De turksche monitors blijven hun vuur, in vereeniging met de oeverbatterijen aan de rechterzijde van den Donau, op de russische versterkingen richten; de door de Russen gelegde torpedo's, waarvan men zich zooveel had voorgesteld, hebben nog geen enkel bewijs gegeven, dat zij voor de gekurasseerde oorlogsbodems een gevaarlijken vijand zijn kunnen; iets anders is het met het grof geschut, dat langs den rumeenschen oever wordt geplaatst. Hoe neer die zijde der rivier om zoo te spreken gekurasseerd wordt, te moeielijker zal het de turksche schepen worden, zich op den Donau staande te houden, en de volgende episode heeft de Turken geleerd, dat hunne ijzeren monitors niet onkwetsbaar zijn.
Tusschen de rumeensche steden Hersova en Braïla verdeelt de Donau zich in twee takken, die een tamelijk uitgestrekt en boschrijk eiland insluiten. De noordelijke arm wordt de oude Donau genoemd en hier bewoog zich sedert eenige dagen de prachtige moni or Lufte Djebel, die eerst onlangs in Engeland gebouwd was en de kolossale som van vier millioen franken gekost heeft. Het watermonster was met vijf reusachtige kanonnen gewapend en telde twee honderd zeesoldaten onder aanvoering van Hassanbey. Het geduchte ijzeren gevaarte had reeds menigen kogel naar den rumeenschen oever geslingerd, en Galatz en Reni hadden het met schrik in hunne nabijheid gezien. Het was den 11 nei te vier uur van den namiddag; van twee kanonneerbootan vergezeld, die als kleine sloepen bij het trotsche gevaarte afstaken, vatte de Lufte Djebel op ongeveer vier kilometers van het door de Russen bezette Braïla post, half verborgen door het struikgewas van den punt van het Donau-eiland.
De rumeensche vesting zou de uitwerking van het turksche monitor-geschut ondervinden. De Russen begroetten echter dadelijk met hun vuur uit eenige lichte batterijen den gevreesden drijvenden nabuur, doch konden geene schade aanrichten. Hassan-bey stoomde toen de vesting nader, maar nu ontblootten de Russen eene gemaskeerde batterij zwaar veldgeschut, en de twee eerste schoten vlogen door de lucht. 't Zij berekening of toeval, een der kogels kwam op het dek van den monitor terecht, doorboorde de ijzeren huid van het vaartuig en drong tot de kruitkamer door. Eene geweldige ontploffing volgde: krakend en donderend vlogen masten en ijzeren platen hoog in de lucht op en de verrukte russische artilleristen zagen een breede vlam ten hemel stijgen. Een oogenblik later was alles in een dicht gordijn van rook gehuld, en toen twee russische stoombarkassen op de plek aankwamen, Vas het prachtige oorlogschip gezonken, de geheele bemanning naar den bodem der rivier meêsleepende. Slechts twee man, de stoker en de machinist, konden gered en zwaar gekwetst aan boord der russische vaartuigen opgenomen worden. Van deze is de laatste overleden, zoodat de stoker de eenige is, die van de tweehonderd man van de Lufte Djebel is overgebleven. Daar de rivier op de hoogte van Braïla slechts acht voet water heeft, stak nog een gedeelte van den mast, waaraan de turksche vlag woei, boven het water uit; de Russen hebben dia vlag - de eerste die in dezen oorlog buit gemaakt is - als zegeteeken meêgevoerd en voorloopig in de kerk te Braïla opgehangen.
De Serviërs mogen in den oorlog van het vorige jaar eene erbarmelijke figuur gemaakt hebben en blijde zijn, zich voor het oogenblik buiten het gewoel der strijdende partijen te kunnen houden, geheel anders is het met de bewoners van het kleine bergland, dat, in het westen van Turkije gelegen, geheel door dit rijk ingesloten is, maar toch altijd eene betrekkelijke onafhankelijkheid heeft weten te bewaren. Wij bedoelen de Montenegrijnen of de bewoners der Zwarte Bergen. Dapper., to t vermetelheid toe, wisten deze bergbewoners de Turken niet alleen van de grenzen van hun land verwijderd te houden, maar tevens belangrijke voordeelen op den vijand te behalen, en nog altijd houden zij de sterkste vesting van de Herzegowina, Niksik, door hunne krijgsmacht ingesloten, terwijl al de door de turksche pacha's aangewende pogingen om de sterkte te ontzetten tot heden vruchteloos zijn gebleven.
Wel kunnen de Montenegrijnen niet meer dan hoogstens 25.000 man in het veld brengen, en schijnen dus geen overwegenden invloed op het verloop van den tegenwoordigen oorlog te zullen uitoefenen, doch ze houden in elk geval een groot aantal turksche soldaten, die elders gewichtige diensten zouden kunnen bewijzen, bezig, en het klein bergland is tevens de stookhaard, vanwaar het vuur van den opstand zich lichtelijk over de turksche provinciën van het westen zou kunnen uitbreiden. En wezenlijk heeft zich, aan de grenzen van Montenegro, een dappere en onverschrokken volksstam tegen de Turken verzet en ze groote nadeelen toegebracht, waardoor hunne positie in deze streken uiterst gevaarlijk wordt. Wij willen er eenige regelen aan wijden.
Ten zuiden van Montenegro, in Opper-Albanië, ligt aan den oever van de Drino-rivier en de Adriatische Zee een bergachtig gewest, dat door een grootendeels katholieke volksstam, de Miriditen, bewoond wordt. Zich afstammelingen van den vermaarden Scanderbeij noemende, zijn zij zeer aan hunne voorvaderlijke zeden en gewoonten gehecht gebleven en hebben, evenals de Mont negrijnen, steeds hunne onafhankelijkheid weten te bewaren. Hoofdgeld of schatting hebben zij aan de porte nooit betaald, en zij zijn alleen gehouden hun suzerein met gewapende manschappen te ondersteunen. Aan die verplichting hebben zij steeds trouw voldaan, en bij al de oorlogen, die de porte vroeger voerde, stonden zij haar met moed en doodsverachting ter zijde. De hulptroepen der Miriditen onderscheidden zich in elke vijandelijke ontmoeting, en nog in den Krimoorlog hebben zij het turksche rijk belangrijke diensten bewezen. Hoewel de geheele volksstam uit slechts 200.000 koppen bestaat, kunnen zij ongeveer 30.000 man onder de wapenen brengen. Hun opperhoofd draagt den titel van prins en de vorst, die tijdens den oorlog van 1854 over de Miriditen regeerde, Beb-Doda genaamd, toonde zooveel moed en beleid in den strijd tegen de Russen, dat sultan Aldul-Medjid hem met een ridderorde en den titel van pacha vereerde. Onder Abdul-Azis namen de vriendschappelijke betrekkingen tusschen beide volken een einde, daar de nieuwe sultan de voorrechten, die de Miriditen genoten, introk en hunne onafhankelijkheid bedreigde. Na het overlijden van prins Beb-Doda in 1868, deed de sultan diens minderjarigen zoon Prenk naar Constantinopel voeren en geheel op turksche wijze opvoeden. De Miriditen, die zeer aan hunne vorsten gehecht zijn, eischten intusschen dat de jonge prins hun zou teruggegeven worden, aan welk verlangen eerst in den zomer van het vorig jaar voldaan werd, toen de oorlog met Montenegro uitbrak en de porte vreesde, dat de verbitterde Miriditen met den vijand gemeene zaak zouden maken. Prins Prenk was echter diep beleedigd: zijn volk was vernederd geworden, de fanatieke Turken hadden het lijk zijns vaders opgegraven en verminkt, zijne moeder was op reis naar de ballingschap gestorven: dat alles was niet vergeten en steeds weigerde hij tegen de Montenegrijnen de wapenen op te vatten. Bij het hervatten der vijandelijkheden namen ook de Miriditen de wapens op, en toen de Turken eenige kleine voordeelen behaalden, veinsden zij zich te onderwerpen en werd zelfs hunne hoofdplaats Orosch door hen aan de Turken ingeruimd. Die schijnbare onderwerping was echter slechts eene krijgslist. Op het onverwachts verscheen Prenk met zijne getrouwen voor Orosch, en het viel hem gemakkelijk den zorgeloos geworden vijand te verdrijven.
Op het vernemen van den hernieuwden opstand der Miriditen, trokken de aan de grenzen staande turksche troepen met geforceerde marschen het land binnen en op de hoofdplaats aan, doch de bergbewoners wisten hen in hunne passen in een hinderlaag te lokken, waar de Turken onder zeer ongunstige omstandigheden eenen strijd moesten aanvaarden, die voor hen de noodlottigste gevolgen had. Een geheel turksch bataljon werd in de pan gehakt en het gedunde overschot moest zoo spoedig mogelijk het land ontruimen, achtervolgd door de Miriditen, die zich gereed maken den oorlog op het turksche grondgebied over te brengen.
Zoo de beide dappere bergvolken, de Montenegrijnen en de Miriditen, die vroeger volslagen vijanden van elkander waren, hunne strijdmacht mochten vereenigen, kan die vereeniging voor de Turken een zeer gevaarlijk karakter aannemen.
In Klein-Azië vormt het russische leger eene lange lijn van af Batum aan de Zwarte Zee tot Bajasid, nabij de grenzen van Perzië. De laatstgenoemde en ongetwijfeld minst gewichtige vesting bevindt zich, zooals onze lezers weten, in het bezit der Russen; van grooter gewicht is Batum, eene wel niet zeer sterke, maar om zijne ligging hoogst belangrijke stad. Aan de Zwarte Zee en in de onmiddellijke nabijheid der russische grenzen gelegen, bezit zij de eenige groote haven op het gebied van den Kaukasus. De russische grensdistricten, eerst sedert korte jaren veroverd, zijn grootendeels bevolkt met volksstammen, die èn den mahomedaanschen godsdienst belijden, èn het verlies hunner onafhankelijkheid zich bezwaarlijk kunnen getroosten. Rusland is dus niet zonder reden beducht, dat die wilde, oorlogzuchtige stammen door Turkije tot opstand amgestookt zullen worden, waartoe het zenden van eenige gewapende en van landingstroepen voor-