Filips II bij het lijk van zijn broeder Don Juan van Oostenrijk.
De geschiedenis is rijk aan persoonlijkheden, waarover zij een veroordeelend vonnis heeft uitgesproken, zonder dat de verachting, waaraan zij hen heeft over gegeven, verdiend is. Deze verlaging van eene wetenschap, welke met recht de rechtbank mag heeten, waarvoor personen, die in de geschiedenis der volken hebben uitgemunt, moeten verschijnen, is hoofdzakelijk een gevolg van partijschap, welke in haren nijd het goede, dat in hare tegenstanders schuilde, over het hoofd zag om hunne kwade eigenschappen zoo helder mogelijk te doen uitschijnen. Het spreekt vanzelf, dat de historie en hare uitspraken daardoor veel van haar krediet verloren hebben, vooral toen het zonneklaar bleek, dat meer dan een historische figuur, die door haar voorgesteld werd als eene verzameling van alle menschelijke ondeugden, bij een nader en onpartijdig onderzoek te voorschijn trad, zooal niet met een stralenkrans om het hoofd, dan toch ontdaan van de laagheden en gruweldaden haar ten laste gelegd.
Filips II, koning van Spanje en zoon van Karel V, is een van die persoonlijkheden. Geene misdaad zoo zwart of men heeft ze hem aangewreven, en zelfs de beschuldiging van broedermoord heeft men niet gespaard, om hem tot een duivel in menschelijke gedaante te maken.
Het is zeker ons doel niet de regeeringsdaden van Filips II in het licht te stellen, dat eerst onlangs daarover is opgegaan; wij willen alleen op gezag van onbetwistbare stukken constateeren, dat de beschuldiging van broedermoord even laf als leugenachtig is. Don Juan van Oostenrijk stierf niet door het vergif, hem door broederhand toegediend, doch ten gevolge der besmettelijke ziekte, welke in het belegeringsleger van Namen heerschte en daar een groot getal slachtoffers maakte. Laten wij in korte woorden het leven van den held van Lepanto doen kennen.
Filips II was de zoon van Karel V en halve broeder van Don Juan, wien hij reeds vroeg aan zijn hof riep. Don Juan onderscheidde zich daar weldra door zijne buitengewone hoedanigheden van geest en hart. Zijn eerste veldtocht was tegen de Mooren gericht, en de dapperheid en talenten, welke hij bij die gelegenheid tentoonspreidde, deden hem kiezen tot generalissimus van de verbonden spaansche en italiaansche vloot, die tegen de Turken zou optrekken. Met deze vloot leverde hij den bekenden slag van Lepanto, en vernielde het rooversnest Tunis, dat de schrik der Middellandsche Zee was.
Enkele geschiedschrijvers schrijven hem het plan toe, dat hij in Tunis een eigen koninkrijk wilde stichten, en noemen hem om het niet gelukken van dat plan een dolend ridder. Wat daar ook van zij, zijne grootsche daden geven hem recht op een geheel anderen titel, en liever sluiten wij ons aan bij het oordeel van een niet minder geloofwaardigen historicus, die zegt: ‘Elk volk vereert alleen zijn eigen helden, en heeft voor die van andere volken geen oog. Don Juan was, als wreker der geheele Kristenheid, de held van alle volken.’
In 1576 werd Don Juan tot gouverneur der Vereenigde Nederlanden benoemd en was daar terstond verplicht naar de wapenen te grijpen om zijn gezag te handhaven. Na zich van verschillende plaatsen meester te hebben gemaakt, sloeg hij de Staatschen onder Goignies bij Gemblours, waardoor hem verschillende steden in handen vielen. Dit was echter zijn laatste heldenfeit, want de pest en bloedloop, welke in het spaansche leger heerschten, tastten ook hem aan en deden hem den 1en october 1578 op drieendertigjarigen leeftijd bezwijken. Hij stierf in het kamp van Bonge, bij Namen, in eene arme verlaten hut.
Op zijn sterfbed had hij den wensch te kennen gegeven, dat zijn stoffelijk overschot mocht rusten in het Quirinaal, naast dat van zijn roemrijken vader Karel V, en Filips II had genoeg getoond, dat zijn broeder hem te na aan 't hart lag, om dien wensch onvervuld te laten.
Zoodra de omstandigheden het eenigzins toelieten, werd het lijk van Don Juan, dat met groote praal voorloopig te Namen was ter aarde besteld, opgegraven en naar Spanje vervoerd, om in het Quirinaal begraven te worden.
Onze gravure geeft een gezicht op de chapelle ardente, waarin de kapel van het Quirinaal herschapen was tijdens er het lijk van Don Juan in volle wapenrusting was tentoongesteld. Dagelijks kwam Filips er voor de zielerust van zijn broeder bidden, vergezeld van zijn gevolg, en zulk een oogenblik heeft de antwerpsche schilder Ooms aanschouwelijk voorgesteld. De figuren op den achtergrond zijn die van den staatssecretaris Antonio Perez, kardinaal Granvelle en den hertog van Alva, welke namen in de geschiedenis te dikwijls genoemd worden om onzen lezers onbekend in de ooren te klinken. De diepe ontroering, welke in de trekken van Filips te lezen is, getuigt voor de zuivere opvatting van den heer Ooms.