De slangen-eter.
De vogel, waarvan we hierbij eene afbeelding geven, is inheemsch in Australië, waar men hem slangen-eter en ook wel den lachenden ezel heet, welke namen hij ontleent aan de omstandigheden, dat hij zich met slangen voedt en een geluid voortbrengt, waarbij het gebalk van een ezel nog muziek is. Men verwarre hem echter niet met den vogel, die in de bosschen van Amerika zich ophoudt en den naam van slangen-eter als geslachtsnaam voert. Ofschoon hij een ijsvogel is, zoekt hij zijn aas niet in het water zooals de andere ijsvogels, doch leeft meer overeenkomstig de gewoonten der boschvogels. Beweegloos zit hij tusschen de takken van een boom, schijnbaar half slapend, doch slechts schijnbaar, want plotseling ziet men hem opvliegen, op een bepaalde plaats neêrstrijken en terugkeeren met een hagedis, een kleine slang of eene rat in den bek. Hij ziet buitengewoon scherp, en op een hoogen boom gezeten, heeft hij zijne prooi reeds in het oog, voor deze iets van de aanwezigheid van zijn vijand weet. Op zijn voedsel is hij ook allesbehalve keurig en neemt wat hem voor de hand komt; als hij honger heeft versmaadt hij zelfs kleine vogelkens niet. Slangen blijven echter zijn geliefkoosd voedsel en nooit laat hij er eene ontsnappen, als hij er eene ziet. Door rondom haar kop te vliegen maakt hij de slang duizelig en pakt haar vervolgens bij den nek beet, zoodat, als hij er meê weg vliegt, het dier zich niet verweren kan. Op zekere hoogte gekomen laat hij de slang los, doch volgt haar tot op den grond en geeft haar daar den genadestoot, waarna zij door haar overwinnenden vijand opgegeten wordt.