Changarnier.
Frankrijk heeft een gevoelig verlies geleden door den dood van generaal Changarnier, een der vijfenzeventig onafzetbare leden van den franschen Senaat. Den 14en februari jl. overleed hij te Parijs, wel niet onverwacht, maar toch nog altijd te vroeg voor het land, waarvan hij een der edelste zonen was. Frankrijk verliest toch in hem een der vurigste beminnaars van zijn schoon vaderland, een soldaat, die sedert zestig jaar zijn degen met eere en roem gedragen had; een staatsburger, die zijn geheele lange loopbaan door de grootheid en de ware belangen van zijn vaderland vóór alles stelde en nimmer door eigenbelang of zucht naar verheffing eene onedele of lage daad beging; eindelijk een kristen, die bij iedere gelegenheid moedig en onverschrokken voor zijne beginselen en zijn godsdienst durfde uitkomen - zoowel in het bivak van het soldatenleger, als in de hooge vergaderingen van zijn land. Changarnier was altijd en onder alle omstandigheden een man uit één stuk, die zonder omwegen of bijoogmerken werkzaam was aan het waarachtige heil van zijn vaderland en dit zocht in het wettige koningschap en den bloei van den godsdienst. Tot op het laatst van zijn leven streed hij dan ook in den Senaat voor die beginselen aan de zijde van zoovele doorluchtige katholieken en ieverige koningsgezinden, en zoo het hem niet mocht gelukken in dien strijd de overwinning te behalen, kan dit niet worden toegeschreven aan gebrek aan moed of geestkracht, maar alleen aan de macht der omstandigheden, die zijn beste pogingen en die zijne medestrijders verlamde.
Wij zullen echter niet in nadere beschouwingen treden, maar een beknopt overzicht geven van het veelbewogen leven van den beroemden Franschman: de hoofdtrekken van zijn karakter, moed, vastberadenheid en onomkoopbaarheid, zullen dan den lezer van zelf duidelijk worden.
Generaal Changarnier werd den 26en april 1793 te Autun geboren; in 1813 kwam hij op de militaire school van St.-Cyr, welke hij twee jaren later als tweede luitenant verliet. In 1823 maakte hij de expeditie naar Spanje mede, welke ten doel had om het geschokte koninklijke gezag in dat land te herstellen. Reeds daar wist hij zich gunstig te onderscheiden, maar zijne schoonste lauweren behaalde hij in Algerië, welks hoofdstad in 1830 door den hertog van Aumale veroverd was. Nog in hetzelfde jaar scheepte Changarnier zich als kapitein naar de nieuwe fransche koloniën in en verbleef er achttien jaren, gedurende welken tijd hij door zijne roemrijke wapenfeiten, stoute tochten en schitterende gevechten, niet alleen den roem der fransche wapenen verhoogde, maar er tevens veel toe bijbracht om het gezag van het moederland duurzaam in Algerië te vestigen.
In 1836 hoorde Frankrijk voor het eerst met onderscheiding zijn naam noemen. Na een mislukten aanval op Constantine, was maarschalk Clauset in den loop van dat jaar genoodzaakt zich op Algiers terug te trekken. Changarnier vormde met zijn bataljon de achterhoede en moest tevens de ambulance beschermen. De Arabieren vereenigden zich om deze achterhoede van het gros des legers af te snijden en haar te verpletteren; Changarnier behield echter zijne tegenwoordigheid van geest, stelde zijne weinige manschappen, met de zieken in het midden, in carré op en sprak de zijnen deze korte woorden toe: ‘Mijne kinderen, de vijanden komen met zes duizend man opdagen, wij tellen slechts drie honderd man, maar wij zijn Franschen: de kansen staan dus gelijk!’ Deze verhevene toespraak miste hare uitwerking niet: de Arabieren werden zoo wèl door 't geweervuur en de bajonet ontvangen, dat zij met groot verlies moesten aftrekken en den terugtocht vrijlaten.
Sedert dat schitterende wapenfeit klom hij van rang tot rang op, werd luitenant-kolonel, brigade-generaal en eindelijk divisie-generaal. In elke ontmoeting legde hij evenveel overleg als persoonlijke dapperheid aan den dag. Hij verachtte de gevaren van zijn eigen toestand, om slechts aan zijn plicht en het behoud van zijn leger te denken. Op zekeren dag ontving hij, terwijl hij aan zijne ordonnance-officieren een bevel uitdeelde, een kogel beneden den schouder; de regimentsdoctor snelde toe en vond den generaal onder een olijfboom zitten.
‘Doctor,’ sprak Changarnier, ‘help mij spoedig, want ik heb nog een aantal bevelen te geven.’
De geneesheer onderzocht de wonde en riep geruststellend uit: ‘Uwe wonde is niet doodelijk, generaal, als gij u in acht neemt, kunt gij over eenige weken weêr te paard stijgen.’
‘Ho, ho, kameraad! toch wel wat eer,’ hernam de generaal, en nauwelijks was het eerste verband gelegd of hij steeg weder te paard en deelde, alsof er niets gebeurd was, met de gewone koelbloedigheid zijne bevelen uit.
In 1848 keerde generaal Changarnier naar Frankrijk terug; in Parijs was inmiddels de januari-omwenteling uitgebroken en Louis Philippe van den troon gestooten; het voorloopige bewind benoemde Changarnier tot bevelhebber van de bezetting der hoofdstad, en als zoodanig redde hij den 16 april 1848 Parijs en Frankrijk van de roode republiek en wist hij overal de orde te herstellen.
Ook in de juni-dagen van 1849 wist hij, door zijn beleid en zijne voortreffelijke militaire maatregelen, de telkens uitberstende oproeren te herstellen, want ofschoon hij oprecht koningsgezind was, wilde hij zijn vaderland in de noodlottige dagen van oproer en verraad den dienst van zijn arm en zijn degen niet onttrekken.
Zoolang Lodewijk Napoleon, de president der republiek, den schijn aannam de constitutie des lands te eerbiedigen, stond Changarnier hem trouw ter zijde, maar zoodra deze bemerkte, dat hij naar de alleenheerschappij streefde, kantte de generaal zich tegen den president aan, hoewel zeer goed wetende, dat hij zich daardoor de ongenade van den machtigen man op den hals haalde; en inderdaad, deed Napoleon bij zijn coup d'état van 2 december 1851 generaal Changarnier gevangen nemen. Toen de met zijne arrestatie belaste policie-commissaris des nachts zijn slaapvertrek binnendrong, sprong hij uit zijn bed, nam een pistool en legde op den commissaris aan.
‘Generaal,’ sprak deze met bedaardheid, ‘dat zou u tot niets dienen en mijne kinderen tot weezen maken.’
Zonder verder een woord te spreken, wierp Changarnier het pistool van zich en liet zich gewillig naar de gevangenis leiden.
Toen eenige dagen later het vonnis der verbanning tegen hem werd uitgesproken, begaf hij zich naar België, waar hij verscheidene jaren verbleef. Eerst tegen het einde der regeering van Napoleon keerde hij naar Frankrijk terug, maar wilde geen commando in het fransche leger aannemen; de omstandigheden, of liever de liefde tot zijn vaderland, zou zijn wil te machtig worden. De zoo roekeloos door Napoleon tegen Pruisen ondernomen oorlog bracht Frankrijk op den rand des verderfs: Mac-Mahon was aan de duitsche grenzen geslagen en de keizer bevond zich met zijn radeloos leger te Metz, op het punt van door den vijand ingesloten te worden. Het vaderland was in gevaar en, alle aangedane beleedigingen vergetend, snelde generaal Changarnier tot den keizer om hem met raad en daad bij te staan. Toen hij van eene audiëncie bij den keizer terug kwam, riep een der hovelingen glimlachend uit:
‘Wel hoe, generaal, gij verbindt u dan toch met den keizer?’
‘Gij vergist u,’ was het fiere antwoord, ‘ik verbind mij met mijn vaderland, dat in gevaar verkeert.’
Onze lezers kennen de gebeurtenissen in en rondom Metz; de keizer moest in allerijl de vlucht nemen en na eene roemlooze verdediging werd het geheele fransche leger onder Bazaine krijgsgevangen gemaakt. Ook Changarnier vertrok als gevangene naar Duitschland.
Bij de verkiezingen van 8 februari 1871 werd generaal Changarnier tot lid der Nationale Vergadering gekozen. Hier werkte hij uit alle macht aan de verheffing van den graaf De Chambord, den wettigen afstammeling der Bourbons, tot koning van Frankrijk en daardoor aan Frankrijks weeropstanding uit zijne vernede-