Geillustreerd nieuws.
Inhoud:
De uitroeping van koningin Victoria tot keizerin van indië en de feestelijkheden te Delhi. - De brand in de Japansche stad Tokio
Van keizer Karel V werd indertijd gezegd, dat de zon in zijne staten niet onderging; hetzelfde zou men met Veel meer recht van Victoria, koningin van Engeland en keizerin van Indië, kunnen zeggen. Inderdaad, -Engeland strekt zich met zijne onmetelijke koloniën over al de vijf werelddeelen uit. De engelsche vlag waait van Canada's en Labrador's uitgebreide kusten in het noorden van Amerika; zij wappert langs het gloeiend afrikaansche strand en spiegelt zich in de blauwe wateren, welke de tallooze eilanden van Oceanië omzoomen, terwijl het volkrijkste en vruchtbaarste gedeelte van het vasteland van Azië, het rijke en geheimzinnige Indië, Engelands vlag met eerbied of met ontzag begroet.
Landstreken, uitgestrekter dan geheel Europa, zijn aan Engelands opperheerschappij onderworpen en honderden millioenen erkennen koningin Victoria van Engeland als hunne souvereine.
De rijkste, uitgestrektste en daardoor belangrijkste van de engelsche buitenlandsche bezittingen is ongetwijfeld Indië of Hindostan. Het beslaat met de zoogenaamde onafhankelijke staten, die de engelsche beschermheerschappij erkennen, eene oppervlakte van ruim 74.000 goographische mijlen en telt niet minder dan 200 millioen inwoners.
Engelsch-Indië is een gewest, rijk in kunstschatten, in ontzagwekkende oudheden, rijk aan herinneringen uit lang vervlogen eeuwen. Maar ook thans is het land nog merkwaardig door zijn uitgestrekte kusten, door zijne statige rivieren, zijne onmetelijke bosschen en niet minder door de vruchtbaarheid van zijn bodem, die op en onder den grond de rijkste schatten uit het planten- en delfstoffenrijk voortbrengt.
Volkrijke steden bedekken het land, en in de zeehavens komen alle rassen en nationaliteiten van de geheele aarde bij elkander. Het indrukwekkende Calcutta mag, met zijne 900.000 inwoners, met recht eene wereldstad genoemd worden, terwijl Bombay 650.000, Madras 400.000, Lucknow 300.000, Benares en Delhi 200.000 inwoners tellen.
Dat onmetelijke land, het geheel zuidelijk gedeelte van Azië's vasteland (Voor- en AchterIndië) beslaande, staat hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings onder de opperheerschappij van Engeland en nog altijd breidt dit rijk de grenzen zijner bezittingen meer noordwaarts uit. In het noorden van Azië huist een andere europeesche mogendheid, Rusland namelijk, dat geheel Siberië in zijn bezit heeft en ten koste van Perzië, Mongolië en andere staten in Midden-Azië de engelsche bezittingen allengs nadert. De tijd zal eenmaal komen, dat twee machtige mededingers elkander in Azië bereiken zullen en de schok zal dan vreeselijk zijn.
Om haren glans te verhoogen, om de onmetelijke indische bezittingen nauwer aan zich te verbinden, haar meer eenheid en kracht te geven, en om te sterker te zijn op den dag der worsteling met het gevreesde Rusland, had de engelsche regeering bij de beide Huizen in Engeland een wetsontwerp ingediend, waarbij koningin Victoria gemachtigd werd om den titel aan te nemen van Empress of India, keizerin van Indië. Voor ongeveer een jaar werd dit wetsontwerp, ondanks den hevigen tegenstand van een aantal leden van het Hooger- en Lagerhuis, aangenomen, en in de lente van het vorig jaar werd door de koninklijke herauten de nieuwe titel der koningin aan het volk van Londen bekend gemaakt.
De eigenlijke plechtigheden, de uitroeping van koningin Victoria tot keizerin in Indië zelf, had eerst den 1en januari 1877 plaats. Fr waren overgroote toebereidselen gemaakt om deze voor Hindostan zoo belangwekkende gebeurtenis met den meest mogelijken luister te vieren. In al de voornaamste steden van het land - Calcutta, Bombay, Madras en Delhi - waren duizenden personen zelfs uit de verst afgelegen gewesten samengestroomd, om de plechtigheden bij te wonen.
Nergens werd echter zooveel oostersche pracht en luister ten toon gespreid als te Delhi, waar zich de onderkoning van Indië, lord Lytton, bevond en waar de voornaamste vorsten en vasallen van het onmetelijke rijk bij elkander kwamen, om de nieuwe keizerin, in den persoon van haren onderkoning, hunne hulde te bewijzen en deel te nemen aan de schitterende feesten, welke daar gevierd zouden worden.
Het is te Delhi een algemeen.verspreid volksgeloof, dat het op nieuwjaarsdag altijd moet regenen; ditmaal had de natuur de bewering der ongeluksprofeten op eene schitterende wijze gelogenstraft, want geen wolkske vertoonde zich aan het blauwe uitspansel en de prachtige zuiderzon goot een zee van licht over het uitgestrekte feestterrein, een onmetelijke vlakte in de nabijheid der stad gelegen, waar reeds vroegtijdig duizenden nieuwsgierigen en belangstellenden van elke taal en nationaliteit samengestroomd waren, om het fantastische en nooit geziene schouwspel te bewonderen.
Langzamerhand verschenen de verschillende inlandsche vorsten op de vlakte in hunne vreemdsoortige, maar allerkostbaarste kleederdracht; schitterend van edelgesteenten en peerlen van zeldzame grootte, namen zij plaats op de zetels, die amphitheatersgewijze rondom den troon van den onderkoning geschaard stonden; vijftien duizend man europeesche en inlandsche troepen, in hunne kleurige uniformen en de muziekkorpsen aan het hoofd, stonden in breede gelederen vóór de tribune, en de kanonniers bevonden zich bij hunne stukken, om door het kanongedonder den aanvang der plechtigheid aan te kondigen.
Eindelijk waren ook de gouverneurs der districten, de luitenantsgouverneur, de hooge waardigheidsbekleeders van den Staat, de schitterende stafs der verschillende regimenten en de drie en zestig inlandsche hoofden en vorsten met hun langen sleep van bedienden op de plaats aanwezig, en toen eindelijk tegen halfeen de onderkoning zelf verscheen en op de tribune plaats nam, werd zijne aankomst door den donder van het geschut, door het schetteren der fanfares en door den duizendvoudig herhaalden welkoinst-kreet der ontelbare volksmenigte begroet.
De onderkoning nam plaats op den troon, en het indrukwekkendoogenblik der eigenlijke plechtigheid was aangebroken, doordien lord Lytton den opperheraut, majoor Barnes, gebood de proclamatie voor te lezen van de uitroeping van H.M. koningin Victoria tot keizerin van Indië. Eene diepe, ernstige stilte heerschte in de kleurige vergadering, toen de heraut met luide en overal verstaanbare stem het gewichtige stuk voorlas. Onze teekenaar heeft dat oogenblik als het onderwerp zijner keurige schets gekozen, waarbij hij de werkelijke voorstelling der gebeurtenissen getrouw gevolgd heeft.
Nu trad de minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Thornton, op de tribune en las eene vertaling der proclamatie in het Hindoesch voor, waarna het engelsche volkslied werd aangeheven, de keizerlijke standaard geheschen en de gebruikelijke 101 kanonschoten door de ruimte donderden. De opgewondenheid was algemeen: alle toeschouwers rezen van hunne zitplaatsen op, de troepen presenteerden het geweer, de infanterie hief een oorverdoovend feu de joie aan en de muziekkorpsen lieten luide fanfares hooren, alsof geheel Indië met de heuglijke tijding moest bjkend gemaakt worden.
Nadat de opgewondenheid eenigszins bedaard was, stond de onderkoning van zijn troon op en sprak een lange redevoering uit, waarin hij de vroeger door het gouvernement gedane beloften bevestigde en de reden aanhaalde, welke koningin Victoria bewogen hadden den titel van keizerin van Indië aan te nemen. Het zou voor de vorsten en de volken van Indië een symbool zijn van de eenheid hunner belangen en eene aansporing tot eensgezindheid en tot getrouwheid aan het keizerlijke huis. Het is de dageraad van een nieuw tijdperk van bloei en welvaart voor Indië.
Zich vervolgens tot de burgerlijke en militaire ambtenaars wendende, evenals tot de officieren en soldaten van het leger en de vrijwilligers, betuigde hij hun de gevoelens van hoogachting der koningin, en deelde hun meê, dat Hare Majesteit, om de diensten harer onderdanen te beter te kunnen beloonen, besloten had het aantal leden van de ridderorde van de Ster te vermeerderen en een nieuwe in te stellen, die den naam zou dragen van ‘Orde van het indische keizerrijk.’
Eindelijk, na zich geluk te hebben gewenscht over de tegenwoordigheid te Delhi van zoovele inlandsche vorsten, welke hij als een bewijs beschouwde van gehechtheid aan het keizerlijk gouvernement, drukte de onderkoning, sprekende over de mogelijkheid van een vijandelijken aanval, de verwachting uit, dat de getrouwheid van de bondgenooten der keizerin een genoegzame waarborg zon zijn om alle aanvallen af te weren en te straffen.
Deze woorden werden opnieuw met een eindeloos gejuich begroet, en hiermede was de eigenlijke plechtigheid afgeloopen.
De gewone officieele overdrijving buiten rekening gelaten, kan het niet ontkend worden, dat de gebeurtenissen van den 1en januari een diepen indruk op de altijd nog invloedrijke inlandsche vorsten van Indië, en daardoor op de gansche bevolking van het uitgebreide rijk, gemaakt hebben. Het bijeenstroomen van zoovele indische prinsen, zelfs van de uiterste grenzen des lands, en de wederkeerig gewisselde vriendschapsblijken en beleefdheden kunnen de grondslag worden eener nauwere aaneensluiting tusschen de vorsten en de regeering en daardoor wederom van eene wezenlijke versterking der gewichtige bezittingen tegen binnen- en buitenlandsche vijanden.
Het gouvernement heeft dan ook niets gespaard om de inlandsche hoofden, die afstammelingen der aloude vorstenhuizen, voor zich te winnen. Om hunne eigenliefde te vleien, werden zij met 21,19,17 of 9 kanonschoten, al naar gelang van den rang der gasten, ontvangen, eene eerbewijzing waarop zij zeer gesteld zijn en welke vroeger slechts aan enkele der voornaamste vorsten werd bewezen.
Daarenboven werd aan de invloedrijkste hoofden een gouden, aan de minderen een zilveren herinneringsmedaille uitgereikt; sommigen ontvingen bovendien nog andere geschenken, zooals eeredegens, banieren, enz.
Onder allen werden de maharadsja's van Kasjemir en Oedipoer met vorstelijke praal door den onderkoning ontvangen. Deze invloedrijke hoofden munten niet alleen door hunne rijkdommen uit, maar vooral ook door het onbeperkte gezag, dat zij over hunne talrijke onderdanen uitoefenen; vandaar dat zij het voorwerp waren van de bijzondere oplettendheid der indische regeering; hun werden kostelijke geschenken gegeven, voor hen donderde het kanon, zij werden benoemd tot raadsheeren der keizerin en tot generaals van het leger - wel bloote eeretitels, maar waarop de inlandsche vorsten zeer gesteld zijn. Den maharadsja van Kasjemir werd zelfs de hoogdravende titel van ‘het schild van het Indische keizerrijk’ geschonken; beide vorsten ontvingen bovendien met goud en zijdraad doorstikte banieren, welke ook op den dag der groote plechtigheid nevens hen gedragen werden.
Onze teekenaar geeft, benevens het welgelijkend portret van lord Lytton, een afbeelding dezer belangwekkende personages in nationaal costuum.
Japan, of zooals de Japanners het noemen, Nippon (het land der opkomende zon) is, evenals China, eeuwenlang voor Europa het onbekende land geweest, en het tot voor weinige tientallen van jaren gebleven. Wel was den