Een Fransche binnenkamer ten tijde van het schrikbewind.
De fransche revolutie is een tijdvak in de geschiedenis, waaraan men een duivelsche grootheid niet kan ontzeggen. Water aan kracht en grootheid in den mensch schuilt, heeft vooral in dien tijd zijne belichaming gevonden. Wat figuren gaan onze oogen voorbij, wanneer wij den oogslag laten gaan langs die weinige jaren, een minuut in de wereldgeschiedenis, waarin eene monarchie die eeuwen telde in elkander stortte, waarin een koning en eene koningin het leven op het schavot verloren, waarin de guillotine zich dronken maakte aan het edelste bloed van Frankrijk, waarin een tot zinneloosheid opgezweept volk zich door geheel Europa bestookt zag en geheel Europa niet slechts over zijne grenzen terugwierp, maar het tot in zijne eigen hoofdsteden achtervolgde.
Sommige geschiedschrijvers doen het voorkomen alsof de fransche revolutie bij voorkeur een strijd der denkbeelden is geweest, alsof de beginselen elkander slag geleverd hebben in die verschrikkelijke dagen toen Frankrijk, het schoone Frankrijk, in een pandemonium scheen veranderd. Zoo redeneeren zij, voor wie de menschelijke natuur een gesloten boek is en de wereldgeschiedenis een marionnettenkas, een automaat zonder bloed of zenuwen, wiens bewegingen allen kunstmatig zijn.
De fransche revolutie is voornamelijk een strijd geweest van menschelijke driften. Van het oogenblik dat Mirabeau in de Kaatsbaan verklaarde, dat hij en de zijnen slechts voor het geweld der bajonetten zouden wijken, tot het uur toe dat Napoleon door zijn grenadiers de Kamers uit elkander liet jagen, waren het voornamelijk de booze en bedorven driften van de menschelijke natuur, die haar verwoestend spel dreven en eene zee van rampen en plagen over het ongelukkige fransche volk uitstortten.
Het zedenbederf en het ongeloof der achttiende eeuw, gevoed en tot beginsel verheven door de schriften der fransche encyclopedisten, hadden de geheele fransche samenleving doorkankerd, en zoowel de hoogere standen als de onderste lagen der maatschappij hadden het bederf als ingedronken. Geheel Frankrijk was melaatsch, met zweren bedekt, en de fransche revolutie zou men het etterproces kunnen noemen, waarbij het bederf alle vormen van afzichtelijkheid aannam en zich op eene wijze openbaarde, zooals nog nooit in de geschiedenis van eenig volk is voorgekomen.
De mannen, die het verschrikkelijke drama hebben helpen opvoeren, zijn reeds door de geschiedenis geoordeeld, en hunne figuren wenken ons alleen slechts op een afstand toe. Maar juist de afstand hult hunne gestalten in een nevel en hunne vormen verliezen daardoor hunne scherpe omtrekken. Wanneer wij ons die mannen voorstellen, dan zien wij alleen hunne handen druipende van bloed, hunne gelaatstrekken door haat verwrongen, hunne harten slechts met moordplannen vervuld. De mensch gaat in het monster verloren.
De mannen, die iederen dag volop werk gaven aan de guillotine, die hunne slachtoffers met scheepsladingen verdronken en steden aan de vlammen prijsgaven of tot den grond toe verdelgden, hadden echter nog andere, meer menschelijke gevoelens. In het openbaar den dienst doende van beulen, waren zij in hun huiselijk leven dikwijls zóó gemoedelijk, zóó volgzaam, als het de braafste huisvader maar zijn kan. De kreten van gelijkheid en broederschap, waarmeê zij het volk ophitsten, hadden geen toegang tot hunne binnenkamers. Toen zij den adel en de geestelijkheid over de grenzen gejaagd of op het schavot hadden gebracht, begonnen zij den grand seigneur te spelen, en de weelde en weelderigheid, die zij in de aristocratie gestraft hadden en die zij het volk als de roode lap hadden voorgehouden, namen zij op hun beurt in hun dagelijksch leven over. Al heette het op straat citoyen, hunne binnenkamers waren voor het gepeupel gesloten, en daar vonden zij in weelde, meubels, sybaritische spijzen en fijne wijn vergoeding voor de ruwheid en de gelijkheid van buiten.
Onze gravure doet ons een blik slaan in de binnenkamer van zulk een volksdemagoog. Zijne vrouw is eene citoyenne, maar is gewoon reukwater te gebruiken wanneer zij met hare medeburgeressen in aanraking komt. Hare kleeding zou eene hertogin of gravin van het oude regime niet misstaan. Mijnheer, - citoyen willen wij zeggen, - die straks in het Convent zal donderen of de sansculotten een hartig woordeke zal toespreken, schijnt op het oogenblik in dagbladlectuur verdiept. Onmogelijk is het ook niet, dat hij de strafuitvoeringen leest die hij zelf bevolen heeft, dat hij een oogslag laat gaan langs de rij slachtoffers, die dezen morgen hun leven onder de guillotine verloren hebben. Zijn huiselijke rust lijdt er intusschen niets onder en de taal, die hij tegen zijne vrouw spreekt, is in 't geheel niet bloeddorstig. Gewetenswroegingen kent hij niet en hij leeft zoo gerust, alsof hij het leven leidde van den rechtvaardigen en zachtzinnigen man.