| |
Kersmis.
Och Kindtjen, och Kindtjen, dat heden
In 't needrige stalletje kwaamt,
Ach, laat ons uw paden betreden:
Want Gij hebt de wereld beschaamd.
Wat klinkt de katholieke Kerszang vredevol en treffend boven zooveel rustelooze woelingen van dwaalleer en driften! Het lied des eeuwigen vredes, van den vrede, dien de wereld niet geven kan, het engelenlied van Bethlehem daalt uit het hemelsch Paradijs op de wereld! Glorie aan God in den hooge, en op aarde, vrede den menschen, die van goeden wille zijn!
Ziet de langgewenschte ster uit Jacob opgaan. - Jesse's stam draagt nieuwen bloesem; een ongekende kracht doorstroomt de schepping; boven het eenzaam duister vloeit de hemel van melk en honig en wondervollen glans; door de stille kalmte juicht het blijde jubelkoor, engelen ontmoeten langs Bethlehems velden arme herders, hemel en aarde zijn verbroederd in dezen nacht der aanbiddelijke geheimenis.
En terwijl over alles zwijgende stilte verspreid ligt en de nacht halverwege zijn tocht heeft volvoerd, daalt het eeuwig Woord van den koninklijken hemeltroon. De goedertierenheid en genade van God, onzen Zaligmaker, verschijnt ons; God zijnde van God, Licht van het Licht, waarachtig God van den waarachtigen God heeft Jesus Kristus zich vernietigd en de gedaante van een dienstknecht aangenomen. - En het Woord is vleesch geworden en het heeft onder ons gewoond.
Een kindje is ons geboren, een zoon is ons geschonken! Op zijne schouderen rust de heerschappij en zijn naam zal wezen Wonderbare, Raadgever, God, Sterke, Vader der toekomende eeuwen, Vredevorst. Maria heeft haren eerstgeborene gebaard; zij heeft hem met doeken omwonden en in eene kribbe nedergelegd, want er was geene plaats in de herberg. Een arme stal ontving den God aller glorie; daar rust, door arme herders aanbeden, het zachtmoedige Lam, dat wegneemt de zonden der wereld.
Op het schamele stroo ligt daar onze goddelijke Leeraar, de welbeminde Zoon des Vaders, de blijdschap van engelen en menschen. Door zijne profeten had God reeds veel en op velerlei wijze tot onze vaderen gesproken, maar hier spreekt Hij door Hem, die de ongeschapene Wijsheid zelve is, wiens licht gaat schijnen over alle volkeren, in wiens opkomenden glans koningen zullen wandelen. Reeds snellen zij aan, geleid door de wonderbare ster; van Saba zullen zij komen met wierook en goud, met geloof en liefde in hunne harten.
Gelukkig zij, wien de heilige ster verscheen! Gelukkig het katholieke volk, dat in oprechtheid en eenvoud de stem des geloofs verneemt: Ziet, ik verkondig u groote vreugde, daar u heden de Verlosser is geboren! Gelukkig zij, die knielen voor de kleine voeten van dit Kind, die naderen met het liefdevol vertrouwen, dat kribbe, stal en arme doeken vragen, - met de diepe, onderworpene aanbidding, verschuldigd aan Hem, wiens naam Isaïas in de verre toekomst las: Wonderbare, Raadgever, God, Sterke, Vader der toekomende eeuwen, Vredevorst.
| |
Wonderbare.
Ja, de Kersnacht meldt onuitsprekelijke wonderen van macht, wijsheid en liefde. Zonder vermindering, beperking van de majesteit der goddelijke natuur neemt Jesus Kristus in de eenheid van persoon onze zwakke menschlieid aan uit de reine Moedermaagd. Nu werpt het geloof zich nederig in het stof voor de eeuwige Waarheid, in ons midden verschenen; vreugdevol slaat de hoop haren kinderlijken blik omhoog bij het zien, dat God zijnen eenigen Zoon niet heeft gespaard; de liefde ontvlamt, nu Gods oppermajesteit de wereld zóó zeer heeft liefgehad; de mensch streeft moedig langs het pad der deugd, waar de Verlosser door zijn voorbeeld een onuitwischbaar voetspoor heeft ingedrukt en wij gevoelen de waardigheid onzer gevallen natuur hersteld, ja, meer dan ooit veredeld, wijl zij door de vereeniging met Christus' goddelijken persoon boven alle hemelkoren in het grondelooze licht is opgevoerd. Jerusalem twijfele, Herodes smede zijn moordplan; het druk gewoel verwijze dien langverwachte der volken naar het arme Bethlehem; niettemin wordt 's menschen einddoel, het gelukkig verkeer met God, daar hersteld. Israël siddert voor Jehovah, het heidendom heeft den Oneindige tot menschelijke driften verlaagd; doch te Bethlehem is de majesteit door de goedheid verzacht, het nederige door het grootsche veredeld; de ster, het engelenlied, de Moedermaagd vermanen tot heilig ontzag, de zwakheid dier kinderlijke ledematen vraagt vertrouwen en liefde.
| |
Raadgever.
Want bij Hem berusten alle schatten der goddelijke wijsheid. Toen Gods morgensterren vroolijk zongen, rees, naar dit ongeschapene Woord en dit toonbeeld der geschapene dingen, alle leven uit het niet; Zijn licht leidde Mozes, Israëls aanvoerder, door de dorre woestijn en wees een pad aan de verheven vlucht der Profeten. Hoe helder schijnt het licht van den goddelijken raad in den Kersnacht! Wat vermag hiertegen alle wijsheid van Rome en Griekenland? De trots van het Kapitool en den Areopaag wordt beschaamd door de nederigheid van den armen stal, de drift naar voorbijgaand genieten door de tranen en de koude van het Kindje Jesus. ‘Leert van mij dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte ben,’ roept hij de wereld toe. Zoo schenkt hij een tegengif voor het diep bederf, dat sedert de vleitaal der paradijsslang het fijnste zieleleven der volkeren doorwoelt; en zwevend in den lichtglans boven Bethlehem, herhaalt het blijde koor, dat de vrede niet schuilt in het oog der vergankelijke schoonheid, noch in het romeinsche purper, noch in de kroon, noch in de patricische villa, maar ‘Vrede’ - juicht de hemelsche reizang - ‘Vrede op aarde den menschen, die van goeden wille zijn.’
| |
God.
Het Woord was God, en het Woord is vleesch geworden. - O, grenzelooze liefde! Het geloof aanbidt, in het stof gekromd. Hemel en aarde werpen zich neder in stille aanbidding voor den Godmensch en zwijgen.
| |
Sterke.
Dat Hij opsta in zijne kracht en alles zal vluchten voor Juda's Leeuw. Aan dit Kind zijn de hemelsche machten onderworpen en de volkeren ten erfdeel geschonken en de wereld zal niet wankelen, tot de Zoon des Menschen uit alle geslachten en eeuwen het getal zijner uitverkorenen verzameld heeft. Reeds is Herodes met onmacht geslagen, straks zullen de wijzen dezer aarde verstommen te Jerusalem; drie jaren zal Hij zijne heerschappij over de vrijgestelde natuurwetten door ontelbare wonderen staven en het aanschijn der aarde vernieuwen met zijn heiligende leer. Hij sterft op Golgotha, maar zijn sterven is een zegekreet: waar, o dood, is uw prikkel, waar, hel, uw zegepraal? Zijn kruisbanier staat op Calvarië; wat zich daartegen kant sterft. Oppermachtig trekt onze nieuwgeboren Koning alles tot zich; alles zag Hem te gemoet of blikt naar Hem terug; uit profetie en vervulling, uit verleden, heden en toekomst vlocht Hij zich die rijke kroon, erkenningsteeken der verborgene Godheid. O, gij, die met Israël u ergert aan de zwakheid van uwen nederigen Koning, komt en ziet, of het zwakke Gods niet sterker is dan de menschen.
| |
Vader der toekomende eeuwen.
Zacht en krachtig beheerscht het Menschgeworden Woord, sedert zijne komst in ons midden, de wereld. | |
| |
Het eenige groote wereldfeit is zijne geboorte, tégen of vóór, doch altijd óm den Kristus beweegt zich, iederen dag meer, alles. Waar ooit de naam van onzen goddelijken Meester werd verkondigd, wordt Hij het brandpunt aller hoogere beweging. Kinderen zullen staan tegen hunne ouders, broeders tegen broeders, zonen en dochteren der edelste geslachten tegen de hunnen, koninkrijk tegen koninkrijk, werelddeelen tegen elkander om den triomf des Gekruisten; genieën zullen zich gaarne buigen en hun verstand gevangen geven ter wille van de neêrgedaalde Wijsheid des Vaders; martelaren, maagden, heilige belijders komen leven en sterven in de dienst van het
weelde en armoede.
eeuwige Woord; en niemand, hoe verre dien Zoon des Menschen ook langs het doolpad van ongeloof en zonden ontweken, kan die goddelijke schoonheden en Majesteit ook maar eenmaal ernstig hebben aanschouwd, of hij zal vroeg of laat weemoedig naar die hemelsche verschijning terugzien. Op de schouders van dit hulpbehoevend Kind rust de heerschappij; het beheerscht de ernstigste uren des levens, het diepste der ziel, onzen bloei en ons sterven; het regeert ons verstand door het geloof, ons hart door zijne liefde, onzen wil door zijn wet, zijne Kerk door openbaring en sacramenteele genade, de wereld door zijn godsdienst, de natuur door de bovennatuur en dit alles tot voorbereiding der eeuwigheid. Dan zal de scepter zijner Gerechtigheid heerschen over den in het kwade bevestigden wil en de rechtvaardigen zullen | |
| |
juichen voor zijn aanschijn, verzadigd door den overvloed van het hemelsch vaderhuis.
| |
Vredevorst.
Wat zijn aardsche kronen bij het koningschap over hart en geest door den vrede? Wat is die vrede zelf? Niet de sluimer, niet de stilstand, maar een vrucht der welgeschikte verhouding tusschen God en den mensch. Onze stamvader stak de hand uit naar een andere vrucht; hij verbrak de eendracht met zijnen Schepper en de vrede vlood. Heden reikt het goddelijk Kind den armen herders de verkwikkende, levendmakende hemelvrucht toe, die een voorsmaak schenkt van de volkomene blijdschap hierboven. Met Gods vrede in het hart staat de Martelaar kalm voor zijne beulen, de Kristen onwankelbaar tusschen de wisselende golven van driften en fortuin; met dien vrede in de ziel besproeide Magdalena Jesus' voeten met hare tranen, stond Sint-Paulus voor Cesar, Maria onder het Kruis. En over alle millioenen, die eenmaal den vredepalm zullen dragen om den troon des Lams, zwaait Jesus den gezegenden scepter. Op dit schamele stroo troont de Vredevorst, die meer dan Salomon is; en nu de vlekkelooze Moedermaagd den kleinen Koning aan de wereld toont, laten de romeinsche legioenen hun zwaard ongerept in de scheê, de profetische
het internationale tentoonstellingsgebouw aan de kaap de goede hoop.
renouard.
prins nicolaas.
chesnelong.
de brand van den schouwburg te brooklyn.
| |
| |
klaagtoon om den beloofden hemeldauw zwijgt voor het verblijdende lied: ‘Glorie aan God in den hooge, en op aarde vrede den menschen, die van goeden wille zijn.’
Ons dan werd niet enkel de schaduw, maar het leven geopenbaard. Niet in voorafbeelding en van verre zagen wij de onuitsprekelijke geheimenis van het Goddelijk Woord, maar het heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijne glorie aanschouwd als van den Eeniggeborene des Vaders. - Hoort, hoe na bijna negentien eeuwen een stem uit hooger, weêr naar Bethlehem roept! Welk een heil in het gezelschap der herders, der engelen, van Jozef en Maria te knielen voor de nederige kribbe! Welk een welsprekendheid in den klank der Kersklok, in het troostrijke volkslied of de liturgische kerkzang, in autaar en plechtgewaad, in priester en volk, in geheel die verhoogde stemming, waaraan zelfs de onverschilligste niet vreemd blijft op het feest der geboorte onzes Heeren! Nooit misschien gaat er van gebed, Offer en Eucharistie zulk een zacht en toch overmeesterend geweld uit als op den Kersdag. En zou het katholieke hart niet hooger kloppen op dit vredefeest? Zouden wij niet juichen in ons geloof? Geen volk behalve het katholieke volk viert nog Kersmis. Elders wordt 's Heeren geboorte slechts herdacht òf door enkele personen, treurige zwervers des geloofs tusschen de tot ongeloof ingestorte ketterijen, - òf als de koude herinnering aan een groot man, wiens werk door de nieuwere wetenschap tot rijpheid geraakte. Wij, en wij Katholieken alléén, vieren - God zij geloofd - nog als volk, als één wereldvolk de geboorte van Kristus, den tweeden persoon van de aanbiddelijke Drievuldigheid, hot eeuwig Woord, dat de goddelijke en de menschelijke natuur door de eenheid van persoon samenbond. Wij jubelen nog vol geestdrift ons ‘Credo’, wij knielen nederig neêr in geloof en liefde, wanneer de Kerk zingt: ‘En Hij werd mensch door den H. Geest, uit de H. Maagd Maria.’
Opgetogen als onze vaderen, toen Willebrord en Bonifacius, die heilige geloofshelden, het Engelenlied van Bethlehem over het kroost der Bataven herhaalden, vereeren ook wij in kinderlijken eenvoud den aanbiddelijken Heiland. Voor dit Kind is het stamelen der kleinen, de zorg der ouders, het zwoegen der armen, de mildheid der rijken, het waken der geleerden, het lied onzer dichters, geloof, hoop en liefde van priester en wereldlijke, al het lijden en strijden van de trouwe zonen der Kerk, de glans onzer triomfen, op ons zelven en de wereld behaald. Kristus is het begin en het einde, Zijn wil onze wet, Zijne kracht onze troost, en geen ander ons doel dan Gods glorie en vrede - door Jesus.
Fr. J.V. de Groot. Ord. pr.
|
|