Zigeuners genomen, hun getal in vele landen aanmerkelijk doen inkrimpen, en hen hier en daar bewogen - ofschoon met weêrzin - zich vaste woonplaatsen te kiezen.
Wat hunne gewone levenswijze betreft, zij trekken in grootere of kleinere benden, soms van 2 tot 300, dikwijls ook slechts van 6 à 10 personen, die onder bevel van een Zigeunerhoofdman staan, het land rond.
's Zomers wonen zij meestal onder den vrijen hemel en houden zich dan bij voorkeur in de bosschen op, waar zij 's nachts, rondom een vuur gelegerd, slapen. In den winter zoeken zij zich schuilplaatsen in holen en oude mijnwerken.
Tenten worden door hen zelden, en dan nog maar alleen in meer noordelijke gewesten, meêgevoerd; verblijven zij lang op dezelfde plaats, dan slaan zij niet zelden lichte, maar schilderachtige aardhutten op, of wel hutten, uit staken en dunne planken samengesteld, die zij met stroo en ongelooide dierenhuiden bedekken.
Bij hunne zwervende levenswijze geven zij natuurlijk aan warme landen de voorkeur boven de koude.
Hun huisraad bestaat in een pot, pan, ketel, eenige schotels en lepels; meestal bezitten zij ook een zilveren beker. Soms is een Zigeunerfamilie in het bezit van een oud paard of ezel, om hun pakkaadje te vervoeren; niet zelden voeren zij ook een of meer varkens meê.
De aard hunner bezigheden is zeer uiteenloopend; zij zijn smeden, ketellappers, maken draadwerk en nagels; ook houten gereedschappen, enz.
In oostelijke landen houden zij zich ook met het goudwasschen bezig, wat echter bij het weinige gehalte der europische rivieren zelden ruime winsten afwerpt.
Verder zijn zij paardenhandelaars, opium- en zoutkoopers en handelaars in valsche juweelen.
In Zevenbergen en Hongarië doen zij dienst als vilders en vroeger oefenden zij menigmaal het beulsambt uit.
Ook trekken zij als goochelaars, koorddansers en muzikanten rond, om aan het volk hunne kunsten te vertoonen. Hunne gewone instrumenten zijn de viool, tamboerijn, cither en fluit.
Men treft onder hen somtijds bekwame componisten en zangers aan; in Rusland staan zij als zoodanig hoog aangeschreven en genieten er een bijzondere achting.
De vrouwen leggen zich op het kaartleggen en vooral op de chiromantie, dat is het voorspellen van de toekomst uit de lijnen der hand, toe. Het is meer dan eens voorgekomen dat zij moorden bedreven, met het enkele doel om hare voorspellingen te doen uitkomen.
De kleeding der mannen bestaat uit hemd en broek, gewoonlijk blauw en rood gekleurd; wanneer zij noordelijke landen bezoeken, zijn zij echter meestal nog met een mantel gekleed, terwijl de hoofdman daarenboven bonte versierselen, bijv. een snoer met metalen platen of ook wel met doorboorde geldstukken, om den hals draagt.
Op het hoofd hebben zij een hongaarsche muts of een breedgeranden hoed.
De vrouwen dragen rok, corset en voorschoot meestal met talrijke koorden opgebonden of bijeen gehouden.
De kinderen loopen òf geheel naakt òf hebben een smeerig hemd aan; zij worden door de groote toegeeflijkheid der ouders reeds vroegtijdig bedorven en in al de geheimen hunner ‘kunst’ - goochelen, zakkenrollen en stelen - ingewijd.
Op hun voedsel zijn de Zigeuners niet fijn. Al wat maar eetbaar is, wordt door hen verslonden; ofschoon zij groote liefhebbers van paarden- en varkensvleesch zijn, versmaden zij ook het vleesch van honden, katten, eekhorens, ratten, enz. niet.
Ook het vleesch van den natuurlijken dood gestorven, of, zooals zij zich uitdrukken, door God geslachte dieren, versmaden zij niet.
Een veepest is dus voor hen eene welkome gebeurtenis. Even als alle oostersche volken zijn zij verzot op ajuin en knoflook; sterke dranken beminnen zij erg, maar nog meer de tabak, zoowel vrouwen als mannen rooken en knauwen onophoudelijk.
Om godsdienstige gebruiken bekommeren de Zigeuners zich weinig, of het moet zijn om de oogen der bewoners van het land, waar zij zich ophouden, te verblinden, zoodat zij Kristenen veinzen te zijn in kristelijke landen en Mahomedanen in de turksche gewesten.
De huwelijken worden reeds op zeer jeugdigen leeftijd - 14, 15 à 16 jaar gesloten - en wel op zeer lossen voet. Dit gaat volgender wijze toe:
De Zigeuner kiest zich een meisje onder zijne stamgenooten uit, dikwijls onder de naaste bloedverwanten, neemt haar bij de hand en zegt dat hij haar ten huwelijk begeert. Nu hebben de huwelijksplechtigheden plaats, welke bij vele stammen de volgende zijn:
Bruid en bruîgom begeven zich met hunne getuigen naar eene bestemde plaats; er wordt een aarden pot aangebracht en de bruîgom werpt dezen hoog in de lucht op; in zooveel stukken de pot op den grond te recht komt, voor zooveel jaren is het huwelijk geldig.
De man heeft echter het recht het gesloten huwelijk reeds vroeger te verbreken, terwijl na den verstreken tijd de verbintenis bij dezelfde ceremoniën opnieuw verlengd kan worden.
De Zigeuners zijn zeer op hunne onafhankelijkheid gesteld, wat echter niet verhindert dat zij in Wallachije lijfeigenen zijn en van hun 15e jaar een hoofdgeld moeten betalen.
Wij zegden reeds dat elke stam of familie onder een afzonderlijk opperhoofd staat; deze opperhoofden dragen verschillende benamingen; in Hongarië bezitten zij den titel van woiwoden, in Engeland dien van koningen.
Hunne taal is een der jongere indische spraken, welke het sanscrit tot stamtaal hebben; hiermeê vermengen zij vele woorden en spraakwendingen van de talen der landen, waar zij verblijf houden.
Over hunne afkomst is lang door de geleerden getwist; thans is het echter zoo goed als uitgemaakt, dat zij van indischen oorsprong zijn; waarschijnlijk zijn zij door de verwoestende invallen van Timur-Laut in 1398 genoopt geworden hunne verblijfplaatsen te verlaten en zich meer noordelijk te vestigen.
Wanneer zij zich van daar verplaatsten en, gedeeltelijk over Egypte, naar Europa kwamen, is niet juist bekend.
In 1416 werden zij het eerst in Moldavië, in 1417 in Bohemen en Hongarië, in 1418 in Zwitserland, in 1422 in Italië en in 1437 te Parijs gezien. In andere landen, Nederland en Engeland bijv., kwamen zij nog later. Zij zelven beweerden uit Egypte afkomstig te zijn en, om de belangstelling der Kristenen in hun lot op te wekken, gaven zij voor, afstammelingen te zijn van die bewoners des lands, welke Kristus bij diens vlucht naar Egypte niet hadden willen ontvangen en daarom tot een rusteloos rondzwerven gedoemd zijn.
Op vele plaatsen gaven zij zich voor uit Palestina terugkeerende pelgrims uit en wisten zij vrijbrieven te vertoonen - echte of valsche - waarin hun verscheidene privileges werden toegestaan.
Reeds spoedig na hunne aankomst in de verschillende landen van Europa wekten zij door hunne bedriegerijen, steelzucht en ongebondenheden den achterdocht der regeeringen op en trachtte men hen, hoewel te vergeefs, te weren.
Later poogde men hen aan vaste woonplaatsen te gewennen, maar eveneens zonder gevolg. Gedurende de laatste helft der vorige eeuw was het vooral de oostenrijksche regeering, die strenge wetten en verordeningen tegen de Zigeuners uitvaardigde.
In 1827 heeft zich te Southampton eene vereeniging tot beschaving der Zigeuners gevormd; en het is haar werkelijk gelukt een twaalfhonderdtal Heidens aan vaste woonplaatsen te gewennen.
De strenge maatregelen, in de laatste jaren tegen de Zigeuners genomen, hebben ten gevolge gehad, dat zij in de meeste beschaafde landen van Europa zoo goed als geheel verdwenen zijn.
In Nederland, België, Frankrijk en Duitschland komen zij weinig meer voor. Alleen in het zuiden en oosten van Europa zijn zij nog talrijk, terwijl het grootste aantal in de steppen van Azië en Afrika leeft.