schier onbekende stadje Bayreuth, waar de meester zijne voorstellingen zou geven, is op eenmaal het middelpunt geworden eener samenstrooming van duizenden personen, uit alle hoeken der wereld, en zelfs gekroonde hoofden, als de keizer van Duitschland en de koning van Beieren, zijn den held van den dag hunne hulde komen bewijzen.
Wij ontkennen niet, dat producten der toonkunst een machtigen invloed ten goede kunnen teweeg brengen op 's menschen gemoed, wij stemmen toe, dat de muziek veredelend kan werken op den smaak, het gevoel en het hart van den mensch, maar eene vergoding als die waaraan Wagner ten doel staat, eene onmatige, wij zeiden haast onnatuurlijke vereering als dien toonkunstenaar te beurt valt, kunnen wij geenszins billijken.
De met zooveel ophef aangekondigde uitvoering van Wagner's muziek der toekomst moest de triomf der kunst voorstellen, maar wij gelooven dat zij daarin niet geslaagd is. Voor den meester mogen de dagen na den 12. augustus een schitterende zegepraal geweest zijn, maar zullen zij het ook wezen voor zijne muziek, de muziek der toekomst? Het wil er bij ons maar niet in, dat de uitvoeringen te Bayreuth, met hoeveel ophef ook aangekondigd, met hoeveel enthousiasm ook begroet en met hoeveel juistheid ook uitgevoerd, zoo maar in eens met het verleden zullen doen breken en op den duur de grootsche scheppingen van zooveel geniale toonkunstenaars van vroeger tijd in vergetelheid brengen.
Het moet echter erkend worden, het groote muziekfeest is er wel op berekend furore te maken. Moeiten noch kosten zijn gespaard, alle hulpmiddelen der kunst zijn te baat genomen, om het welslagen van Wagner's uitvoeringen te verzekeren. Meer dan een jaar lang is men aan de voorbereidende werkzaamheden bezig geweest, schatten zijn er aan ten koste gelegd. Ruime bijdragen van vorstelijke personen en van particulieren waren niet voldoende om de kolossale onkosten te bestrijden. Nog op het laatste oogenblik schonk, naar men bericht, de muzikale koning van Beieren eene som van 200.000 gulden tot dekking van het deficit. En toch had ook het publiek met milde hand het zijne bijgedragen: reeds de algemeene repetitiën brachten 3 millioen franken op, terwijl voor de bijwoning van de eigenlijke voorstellingen der Niebelungen een verbazend hoog entreegeld geëischt werd. Men zal met ons instemmen dat de muziek der toekomst duur te staan komt; de tijd dat ieder onzer het genot van eenige voorstellingen met goudstukken kan betalen, ligt nog in de verre toekomst verborgen; in zooverre is de benaming van ‘muziek der toekomst’ niet onjuist.
Intusschen is Wagner in elk geval een groot man, want eene middelmatigheid zou het zoover niet gebracht hebben. Dat maakt hem tot den held van den dag; hij wordt gevierd en gevleid en ontvangt handdrukken en gelukwenschen van keizers en koningen. Niet het minst zijn de goede Bayreuthers met hun held in de wolken. Door de muziekfeesten vergaderen zij toch een gouden oogst, want dat in de stad alles bij den toevloed van zoovele vreemdelingen - en uit den aard der zaak vreemdelingen die het goed betalen kunnen - ontzettend duur is en geheel in overeenstemming met het hooge entreegeld, is licht te begrijpen.
Zulk een buitenkansje komt elken dag niet voor in eene kleine stad als Bayreuth.
De maand augustus met hare snikheete dagen heeft ons dan eindelijk verlaten; het werd ook meer dan tijd: eene hitte van 30 à 36 graden in de schaduw moge den Javaan of Afrikaan koel en frisch toeschijnen, voor ons, bewoners van noordelijk Europa, was zij schier onverdragelijk. Oogstmaand maakte het dan ook wel wat al te bont; de weide stond kaal en dor, als had de novembermaand er met haar kouden adem over geblazen; de bladeren werden vaal en vielen van de boomen als was de winter in aantocht. In de geheele noordelijk gematigde luchtstreek werd die onverdragelijke hitte gevoeld.
Het is gemakkelijk te begrijpen, dat er bij tijden van zeer groote droogte altijd talrijke en uitgestrekte branden voorkomen. De minste onvoorzichtigheid toch doet de uitgedroogde grondstoffen - hout, turf, heide, enz. - vuur vatten. In Frankrijk, Duitschland, België, Nederland, enz. hebben dan ook in de maand augustus talrijke branden gewoed.
Op een dier vele branden, dien te Amsterdam, komen wij in ons volgend nummer terug; wij zullen dan tevens eene gravure van de ramp geven, op de plaats des onheils zelve geteekend.
Bij de buitengewone droogte komen vooral de heide- en boschbranden veelvuldiger voor.
In de bosschen bij Luik, in het Soniënbosch bij Brussel, in het bosch van Fontainebleau, zelfs in het park van Vincennes zijn branden uitgebarsten.
In het Vlagtwedderveen (Holland, provincie Groningen) brak een veenbrand uit, die dagen aanhield en verscheidene honderd bunders veengrond vernielde; in de nabijheid van Cadoul (Frankrijk) heeft een veen- en boschbrand gewoed, die, ongeveer veertien dagen aanhoudende, 1000 hektaren bosch en turf, benevens vele huizen en schuren vernielde.
Ook de veengronden bij Spa geraakten in brand, welke brand zich over de geheele hoogvlakte van Hautes-Fanges, zoowel op Pruisisch als op ons grondgebied, uitstrekte, verscheidene mijlen veengrond in brand zette en zelfs een gedeelte van het heerlijke Herzogenwald aantastte. Drie à vier meters diep drong het vuur in de uitgedroogde veenlagen door; er was geen denken aan den brand te blusschen, men moest zich vergenoegen hem te omgraven en alzoo te beperken. Honderden Belgische en Pruisische soldaten waren aan dat zware werk bezig en eerst weinige dagen geleden is de vuurgloed tot staan gebracht.
Nog altijd is Europa vol van de door de Turken in Bulgarije gepleegde wreedheden. Men schat dat er in die provinc[i]e alleen meer dan 50.000 Kristenen in koelen bloede vermoord zijn. Bulgarië is verwoest en ontvolkt, want wat niet onder het zwaard der Bashi-Bazoeks viel, vluchtte naar het naburige Servië. Sedert echter ook dit vorstendom door de turksche legerscharen gedeeltelijk overstroomd is, zijn de Bulgaren genoodzaakt in Wallachije een goed heenkomen te zoeken, waar zij eveneens liefderijk verpleegd worden.
Houdt gij van cijfers en statistieken, lezer? Niet? Ik zou u anders eene indrukwekkende statistiek kunnen geven van de oorlogs-budgetten der verschillende europische landen. Maar gij houdt niet van cijfers en duldt ze hoogstens in wetenschappelijke verhandelingen of in de begrootingen onzer ministers.
Nu, ik kan er u geen verwijt van maken, want het zijn lastige en weerbarstige dingen, die cijfers en, onder ons gezegd, waarde lezer, al heb ik er ook machtig veel ontzag voor, liefhebben kan ik ze niet. Daarenboven - en dit is misschien wel de oorzaak mijner antipathie tegen de statistiek en - schijnt mijn hoofd niet gevormd te zijn, om er die kleine, maar tergende cijfers in vast te houden. Vandaag lees ik eene hoogst interessante statistiek, bijv. hoeveel paarden en kanonnen het pruisisch of hoeveel generaals en andere legerhoofden het spaansche leger telt; ik zal haar op het oogenblik machtig mooi vinden, maar morgen ben ik haar weêr glad vergeten. Dan hangt mij nog wel iets in het hoofd van pruisische kanonnen en spaansche generaals, maar die nijdige kromme dingen welke men cijfers noemt, zijn mij door het hoofd gegaan. Dat is jammer, heel jammer gewis, maar het is niet anders.
Toch wil ik van een budget spreken - het budget van het leger der phylloxera's. Weet gij wat de phylloxera is? Het is de geleerde grieksche naam van een insect, dat uitsluitend de wijnbergen bezoekt en tot groot verdriet van wijngaardeniers en wijnproevers zich aan de wortelen, bladeren en bloesems van den wijnstok vergast.
Het leger der phylloxera's heeft even goed zijn oorlogsbudget als dat der europische mogendheden en verslindt niet minder kolossale sommen dan de gewone soldatenlegers.
Verbeeld u, gedurende zijn tienjarig bestaan heeft het nietige, maar zeer kostbare diertje in Frankrijk niet minder dan het derde gedeelte der wijnbergen geannexeerd, dat wil zeggen: zeshonderd duizend bunders oppervlakte. Elk jaar vermorst dat vraatzuchtig insectenheir alleen in Frankrijk niet minder dan twaalf millioen hektoliters wijn, eene waarde vertegenwoordigende van ongeveer 140 millioen franken.
De fransche academie heeft onlangs een prijs van 300.000 franken uitgeloofd aan hem die een afdoend geneesmiddel voor die groote kwaal weet te vinden, maar ik vrees dat de som, volgens de vernuftige intrest op intrest rekening, wel vertienvoudigd zal zijn, eer de gelukkige ontdekker met Archimedes mag uitroepen: ‘Eureka!’ Ik heb het gevonden!
Gelukkig dat wij in ons koeler en vochtig land dien geduchten vijand minder te vreezen hebben. Hij zou hier weinig of niets van zijne gading vinden.
Hebben wij geene wijnbergen, wij bezitten echter onze aardappelvelden en de Amerikanen vertellen ons, dat de Colorado- of aardappelkever voor het aardappelveld is, wat de phylloxera is voor de wijngaarden. De hemel beware ons dus voor dien nieuwen vijand! Op dit oogenblik bevindt hij zich nog in het verre westen, maar dat hij den weg naar Europa weet te vinden, bewijst het geval in Pruisen, waar hij, per scheepsgelegenheid uit Amerika overgekomen, later heel deftig, zooals het bij een boosdoener van zijne soort past, door een policie-agent van Bremen naar Berlijn getransporteerd werd.
Onze regeering moge dus wel toezien, dien nieuwen en gevaarlijken vijand buiten onze grenzen te houden, want eenmaal die grenzen gepasseerd en in ons land inheemsch geworden, zouden duizend policieagenten, ja onze geheele armee met de garde-civique incluis, niet meer in staat zijn hem te arresteeren, laat staan naar onze hoofdstad over te voeren.
Nogmaals dus, de hemel en, zooveel het in haar vermogen is, ook de regeering behoede België voor dien vreeselijken vijand.