Mexiko.
(Reisherinnering.)
(Vervolg en Slot.)
Op denzelfden avond viert men intusschen in de stad, die u heeft geherbergd, een luidruchtig feest.
De vrienden van uw gastheer wisten reeds bij uw vertrek, wat er gaande was; waren zij niet verzekerd geweest van hun aandeel in den buit, er zou een wedstrijd in gastvrijheid hebben plaats gehad. Zij worden uitgenoodigd om des avonds een tertulia op de Piazza bij te wonen.
Ieder brengt een vetkaars meê. Er wordt gespeeld, en de gastheer houdt bank van uw geld. Men drinkt brandewijn, niet den walgelijken, welken men u heeft voorgezet, maar aguardiente, den besten die te vinden is.
Eindelijk wordt de bolero of fandango gedanst, en de bijeenkomst loopt uit in een braspartij, waarbij op uwe gezondheid gedronken wordt.
Ik weet niet of er ook beambten der policie aan deelnemen, maar het is zeker, dat zij zeer goed weten wat er voorvalt.
Er blijft u niets over dan de reis voort te zetten en uwe waakzaamheid te verdubbelen, ten einde niet geheel uitgeschud te worden.
In de nachten wordt gij bont en blauw gebeten door gevleugelde, kruipende en springende insekten; doch de mensch weet zich aan alles te gewennen; ten laatste weet gij niet beter of het behoort zoo.
Gij wordt daarvoor dan ook gedeeltelijk gedurende den dag schadeloos gesteld, door de prachtige natuur, welke zich alom aan u voordoet.
Op een verkwikkenden morgen rijdt gij door een dal, dat meer dan eenige andere plek der aarde den naam van aardsch paradijs verdient.
De romaneske omgeving doet alle teêre snaren in u trillen; gij denkt aan uw vaderland, aan allen die u lief zijn; aan eene teêre moeder, die gij bij uw vertrek in tranen achterliet, aan een zorgenden vader, aan uwe broeders, zusters en vrienden, en de herinneringen aan het verledene doen u geheel in droomerijen verzinken.
Daar laat zich eensklaps een knal hooren als een donderslag bij een helderen hemel. Uw muildier steigert en werpt u, ofschoon gij een goed ruiter zijt, uit den zadel; het arme dier bloedt deerlijk.
Alvorens gij tot bezinning zijt gekomen, gevoelt gij u van alle zijden aangevat; uwe ellebogen worden op den rug vastgesnoerd, en er treedt een Mexikaan voor u met een ontzaglijk grooten knevel, hooge rijlaarzen met sporen en een breed geranden hoed op het hoofd.
Hij maakt een hoffelijke buiging voor u en zegt: ‘Caballero! wij zijn arme reizigers en verkeeren voor het oogenblik juist niet onder zeer gunstige omstandigheden. Zoudt gij niet zoo vriendelijk willen wezen, om ons in staat te stellen onze reis voort te zetten? Houd ons ten goede dat wij, om tot dat doel te komen, u met al de aan uwen rang verschuldigde achting doorzoeken.’
Wat staat u te doen? Naast den capitano staan vier spitsbroeders, allen scherp gewapend, en gij zijt gebonden. Bij het aangekondigde onderzoek bewijzen de Mexikanen, dat zij in dit handwerk zeer bedreven zijn.
Men berooft u van uw horlogie en van uw geld tot op een kleinigheid na.
Het is gebruikelijk bij de Kreolen om den reiziger, dien zij zoodanig bezoek brengen, minstens 10 pesos te laten behouden, ten einde hij zijne reis kunne vervolgen.
Wanneer de operatie afgeloopen is, steken de heeren hun revolver in den gordel, nemen de hoeden af, maken een beleefde buiging, verontschuldigen zich gewoonlijk nogmaals voor de vrijheid, welke zij zich veroorloofd hebben, en verdwijnen kort daarna in de prachtige bosschen, die u kort te voren in zulk een dichterlijke stemming brachten.
Ik wil het verwijt niet op mij laden, dat ik ongelukken op elkander stapel en, ten gevolge daarvan, het gebied der onwaarschijnlijkheden betreed; daarom wil ik eens aannemen, dat gij 1° een wissel op Mexiko hebt gered, die door de edele Kreolen over het hoofd is gezien; dat gij 2° te Puebla een ouden bekende aantreft, die u de middelen geeft om - nu toch met de onvermijdelijke diligence - naar de hoofdstad te vertrekken, en 3° dat gij werkelijk de plaats bereikt, zonder verder met gastvrije Mexikanen of lieden, die op hun ambacht reizen, kennis te maken.
Ik geloof niet te veel te zeggen, wanneer ik zoodanig voorrecht onder de uitzonderingen rangschik.
Nu zijt gij te Mexiko.
Een nette stad met tooverachtig schoone paleizen, schoone kerken en keurige straten.
Gij begint u met de Mexikanen te verzoenen, want het is u nog onbekend, dat al dit schoone door de Azteken, de Spanjaarden en de Kerk gebouwd is.
Wat er in de laatste halve eeuw gebouwd werd, is alles even nietig en smakeloos, want kunst en wetenschap moet men daar evenals eerlijkheid met den lantaarn van Diogenes zoeken.
Nu leert gij spoedig de verschillende standen kennen. Gij vindt er eenige familiën van ouden spaanschen adel, die men in alle opzichten achting schuldig is, doch haar getal is, helaas, zeer klein; dan komt het gros der mexikaansche Kreolen, die hun leven doorbrengen met luierikken en dobbelen, en eindelijk het geslacht der Leperos, het indiaansche volk, dat bijna altijd in de zon ligt te braden en te lui is om zich te wasschen.
De eenige menschen, met wie gij kunt verkeeren, zijn lieden die er even vreemd zijn als gij en in Mexiko een leven voeren ongeveer als de vogels hier te lande, altijd beducht dat men hen vangen en hun de veêren uitplukken zal.
Wanneer gij echter buiten dien kring komt en b.v. ook eens de speelzalen wilt bezoeken, waarvan men u zooveel verhaalt, dan gaat u eensklaps een licht op, en gij krijgt beter inzicht van de maatschappelijke toestanden in Mexiko, dan dat gij al de boeken, die over dat land geschreven zijn, van A tot Z hadt doorgelezen.
Gij vindt namelijk in een dier speelzalen den heer, die u op den openbaren weg zoo hoffelijk uw geld heeft afgenomen. Hij is nu gekleed in een zwart kleed, naar den laatsten smaak heeft onberispelijk fijn en wit linnen aan, en wanneer gij goed toeziet, zult gij spoedig tot de ontdekking komen dat de gouden ketting, welken bij aan zijn horlogie draagt, eens op uw vest heeft geprijkt.
Denk intusschen niet, dat gij de eenige zijt, die dezen heer nog in eene andere hoedanigheid kent.
Het gansche gezelschap weet, dat de houder van de bank tevens straatroover is, maar men kan dit in Mexiko zeer goed zijn zonder daardoor zijn goeden naam te verliezen. Hij wordt door de aanwezigen veeleer benijd dan veracht.
Middelerwijl gij intusschen den man, die u van uw geld heeft beroofd, met verwondering aanstaart, wordt u een zijden foulard ontvreemd en korten tijd daarna is uw portefeuille verdwenen.