Het nieuw onbreekbaar glas.
Tegen het einde van 1874 meldde een fransch redacteur, dat het een zijner landgenooten gelukt was, glas te maken, dat zoo hard was als staal en daarenboven dezelfde veêrkracht had als dit metaal.
Al de dagbladen der heele wereld namen dit bericht over en weldra gingen er duizende stemmen op, om er een oordeel over uit te spreken, ofschoon de uitvinder opzichtens de samenstelling van zijn nieuw voortbrengsel niets had bekend gemaakt.
Velen, die dit later eerst inzagen, trokken zich toen terug en weldra bestonden er daaromtrent slechts twee meeningen meer, waarvan de eene zich gouden bergen van de nieuwe uitvinding beloofde, en het reeds zeer druk had over glazen horlogieveêren en smeedbaar glas, terwijl de andere eenvoudig verklaarde dat het slechts bedrog was.
Intusschen hielden de fransche bladen niet op, op hoogen toon te verzekeren, dat hun eerste bericht waar was en dat men er weldra meer van zou hooren.
En inderdaad, spoedig verschenen er authentieke berichten over. Wie had nu gelijk?
Zooals het gewoonlijk gaat, hadden de twee meeningen gelijk en ongelijk, juist zooals men dat nemen wil: de waarheid stond in het midden. De glazen horlogieveêren waren overdrijving en die den mond vol hadden van bedrog, enz., enz., wisten er ook niets van.
Een Franschman, Royer de la Bastie genaamd, had het wezenlijk zoover gebracht glas te maken, dat het gewone glas in hardheid te boven ging, doch niet zoo veêrkrachtig was als dit.
Dewijl nu al heel gauw het nieuwe glas, niet alleen door deskundigen, maar ook door het groote publiek zal besproken worden, dat het in den vorm van onbreekbare vensterglazen, tellooren, schotels, drinkglazen, flesschen en horlogieglazen gebruiken zal, zoo gelooven wij den lezers van de Illustratie eene dienst te bewijzen, met iets naders omtrent den aard van deze nieuwe uitvinding te zeggen.
Alle vaste lichamen zijn hard of week, broos of taai. Deze eigenschappen hangen af van den aard der moleculen of kleine deeltjes, waaruit de lichamen zijn samengesteld.
Laten zich deze deeltjes van een lichaam moeielijk van hunne plaats brengen of over elkaêr heenschuiven, dan noemt men dat lichaam hard, in tegenovergesteld geval noemt men het week; een lichaam wordt broos genoemd als zijne kleinste deeltjes zich bij de minste poging, om ze over elkaêr te schuiven, van elkaêr scheiden, terwijl de deelen van een lichaam, dat wij taai noemen, zelfs bij de grootste verschuivingen vast aan elkander blijven zitten.
Het glas, eene door smelting verkregen verbinding van kiezelzuur met verschillende metaaloxyden, is nu, zooals bekend is, eene der hardste lichamen, die wij kennen.
Het is harder dan staal, zoo zelfs dat met stalen werktuigen geen krassen kunnen gemaakt worden op voorwerpen, die men met glas zelfs zou kunnen doorsnijden. Bij die groote hardheid is het echter zeer broos, het breekt spoedig.
De broosheid, of, om het duidelijker uit te drukken, de breekbaarheid van een lichaam, is minder, naarmate de hardheid toeneemt, want eerst moeten de kleine deeltjes van hunne plaats gerukt zijn, wil het lichaam breken.
Is het dus moeielijk deze deeltjes te verschuiven, of met andere woorden, is het lichaam hard, dan zullen de kleine deeltjes elkaêr niet zoo spoedig loslaten, en zal dus het lichaam niet zoo spoedig breken.
De begrippen van hard en onbreekbaar worden daarom in het dagelijksch leven nog al eens met elkaêr verwisseld, en toch kan, zooals wij bij staal en glas gezien hebben, een harder lichaam breekbaarder zijn dan een dat minder hard is.
Het staal kan op glas geen krassen maken, daar het weeker is dan glas, doch slaat eens eene glazen en eene stalen plaat tegen elkander; al is het glas ook twee maal zoo dik als het staal, toch zal het glas breken en het staal ongedeerd blijven.
(Wordt vervolgd.)