Vijftig jaar geleden.
Wie herinnert zich niet bij het zien der gravure den welsprekenden barbier uit George Eliots Romola - den man, die de grootste redenaars, geleerden en koopliê van Venetië, dagelijks in zijn salon vereenigd zag, en uit wier gesprekken hij die wijsheid had opgedaan, welke hij zoo mild voor zijne klanten van minder konditie, ten toon spreidde?
Zulk eene type moet de schilder in het oog gehad hebben, toen hij zijn keurig tafereel Vijftig jaar geleden begon. De hoofdfiguur is natuurlijk de barbier zelf.
Onvermoeid doen tong en handen hun werk, en zoo belangwekkend zijn zijne verhalen, dat de wachtenden het hem niet kwalijk nemen als zij een half uur moeten zitten eer de beurt aan hen is.
Slechts als hij aan eene belangrijke periode is gekomen, staat zijne hand stil, om den indruk waar te nemen dien zijn vertelsel noodzakelijk op zijne hoorders maken moet, en zijn glorieus gezicht geeft er blijk van, dat het hem goeddoet op de aangezichten der luisteraars bewondering te lezen.
Van alle markten is hij thuis. Wil men een grap, hij is de grootste komiek dien men ooit gehoord heeft; verlangt men eene dramatische vertelling, hij zal u geschiedenissen verhalen, waarbij u de haren te berge rijzen en u de tranen over de wangen rollen.
Op het oogenblik houdt onze barbier zich met eene grap onledig en wij zouden er op durven wedden dat de oude heer, met het blad en een snuifdoos in de hand, het voorwerp van zijn spot is, want de drie heeren links hebben veel pleizier, terwijl deze, met een gezicht dat half bewondert en half lacht, zit toe te luisteren.
Vijftig jaar geleden heet de schilderij, doch alleen de kleeding verraadt daar iets van. Een barbierswinkel van voor vijftig jaar heeft nog zooveel veranderingen niet ondergaan, en al zijn er dan ook tegenwoordig barbiers, die zich den grootschen titel van coiffeur gegeven hebben, toch treft men in hunne ateliers hetzelfde aan: een babbelenden barbier en een publiek dat van zulk babbelen houdt.
Toch zou het verkeerd zijn, op rekening van den barbier te willen schrijven dat in zijn huis zooveel en over zooveel gepraat wordt, want het publiek dat hij krijgt is daar grootendeels de schuld van.
't Is nu eenmaal uitgemaakt, dat een barbier meer weten moet dan een gewoon burger, en waarom dan het kwalijk genomen als hij wat meer zegt dan een ander? Men wil het zoo, en als de barbier zijne klanten aangenaam weet bezig te houden, dan doet hij niets meer dan zijne zaak bevorderen.