In 1795.
Wonderlijke toilette! zal men zeggen; doch vergeet niet dat iedere toilette, als zij buiten de mode geraakt is, ons belachelijk voorkomt. De merveilleuses, tijdens het directorium waren al niet gekker dan de dames van onzen tijd met hare pouf, platte hoeden en schoentjes met hooge hakken.
Tijdens de groote omwenteling, toen men in alles de romeinsche en spartaansche deugd wilde navolgen, kende de zucht der vrouwen, om zich als de antieken te kleeden, geene palen. Men kende tevens geene grenzen aan de pogingen, om de schoonheid te dienen.
Langen tijd duurde echter die atheensche en romeinsche razernij niet, want onder het directorium, en reeds toen nog madame Tallien en hare volgsters het antieke poogden te hernieuwen, traden andere elegante vrouwen op, die, volgens sommige schrijvers oordeelen, ernstiger waren in hare grillen en zeker meer terughouding in hare kleeding deden blijken.
Zij namen de robe montante, van donkere kleur, aan en welke van het hoofd tot de voeten breede plooien had. Op haar hoofd pronkte een prachtige fluweelen, zijden of castoren hoed, met groote struisveêren bezet en onder welken uit het haar, weelderig door de natuur of door den coiffeur gekruld, te voorschijn kwam.
Het is ontwijfelbaar dat het bleeke gelaat der vrouwen voortreffelijk in het oog viel door die min of meer sombere versiersels en kleeding. Om den hals droeg men een das van mousseline, welke voor op de borst in bouffant neêrviel. De corsaqe was en pointe, met basquine langs achter. Verder bestond het kleed in eene dubbele jupe, waarvan de bovenste langs achter in pouf was geschikt.
De stof welke de vrouwen bezigden voor haar kleedsel, was gewoonlijk zijde, meer in marceline dan wel in gros de Naples. Het schoeisel bestond uit zeer lichte escarpins, met een zijden strikske op den voetvrijf. De handschoenen waren zeer lang en van leer; de manchetten van fijnen kant.
Evenals nu droeg men op de corsage passementerieën en pelswerk.
Dit costuum, zegt een fransch tijdschrift, la Mosaïque, maakte concurrentie aan de doorschijnende gazen kleedsels.
Men beklaagt zich tegenwoordig over de duurte der dameskleêren en hoeden, welke laatsten duurder zijn naar gelang zij kleiner worden; doch ten allen tijde hebben de vrouwen aanzienlijke sommen aan hare grillen gegeven en zelfs gebeurde dit onder de republiek, die het toonbeeld van den eenvoud zijn moest.
Zoo leest men dat men in 1796 voor een geborduurd manteltje van tarlatane 7000 livres in assignaten, voor de façon van eene muts 300 livres, voor een kleed en een waaier 20.000 livres en voor de taffetas van een manteltje 3000 livres betaalde, en die ongeloofelijk hooge prijzen stegen nog naar gelang de assignaten in waarde verloren.
Als men nu nagaat dat de parijzer windmaaksters verscheidene kleedsels en verschillende kleuren moesten hebben voor iederen dag van 't jaar, en een ander coiffure, zooals voor ieder dag in 't jaar een paar schoentjes in vel, zijde, fluweel of zwart zeemleer, dan zal men omtrent kunnen berekenen wat fortuin in assignaten eene vrouw bezitten of winnen moest, om als eene der eleganten onder de republiek aanschouwd te worden.
De modes waren echter in die dagen zeer verschillend. Terwijl de vrouwen, zooals de keurige fransche schilder Goupil er hier eene afschildert, de robe montante en wat dies meer droegen, waren er anderen die aan de doorschijnende kleedsels hielden, en bij welke men de bindsels der schoenen rond de beenen geslingerd zag.
Anderen droegen de haren recht in de hoogte en men zou, haar ziende, aan een stekelvarken gedacht hebben, dat in zekere omstandigheden, bij voorbeeld bij het naderen van eenig gevaar, zijne pinnen opzet. Daarvoor was het echter de parijzer schoonheden niet te doen, en in hare zeden waren zij inderdaad zoo stekelvarkig, dat is zoo afweerend niet, als zij het uitzicht hadden.
Aan den hals droegen die vrouwen eene zware en lange gouden ketting, aan welke een overgroot medaillon hing.
Eene muts, niet ongelijk aan de slaapmuts van grootvader, werd ook veel gedragen; de sluier viel tot over het middel neêr. Op de tuniek droeg men een spencer, die eenige jaren geleden nog in de mode geweest is; want de modes komen na verloop van eenige jaren weêr terug, en wat men gisteren wegwierp, hemeemt men vandaag onder een anderen naam weêr.
De modes tijdens het directorium, die der merveilleuses daargelaten, duurden onder het consulaat voort. De lange haren verdwenen echter en de vrouwen coiffeerden zich à la Titus en dekten zich het hoofd met valsche haren, met cachefolies of tortillons. Weinige toiletten hadden zooveel bijval als die van 1795, welke vooral door de vrouwen der hooge burgerij werden gedragen.
Hoe het zij, de schilderij van Goupil is een sierlijk en tevens leerzaam tafereeltje. Wij zagen in de laatste tentoonstelling van Brussel een ander schilderstukje van zijne hand, insgelijks uit hooger gemelde dagen, en bewonderden ook daar zijne kennis van geschiedenis en de fijnheid zijner opmerking.