Frederik vóór den slag bij Leuthen.
Het is den 3 december 1757. Frederik, zoogezegd de Groote, ofschoon wij die benaming niet bijtreden, was van Roszbach, in Thuringen, in versnelde marschen naar Silezieë getogen. Daar, bij het dorpke Leuthen, twee mijlen van Breslau, stiet hij op de Oostenrijkers, die zich ter plaatse verschanst hadden.
De koning naderde meer en meer den vijand en men besloot tot den aanval. Frederik riep zijne generaals en stafofficieren bijeen en hield eene korte, doch zeer nadrukkelijke rede. Volgens de geschiedschrijver van den Zevenjarigen Oorlog zegt, ontvlamde zijne taal den moed zijns legers, zelfs tot begeestering toe. Allen waren diep ontroerd en velen weenden - ofschoon wij zooveel liefde voor het bloedvergieten niet begrijpen.
Hoe het zij, de generaals beloofden den koning, in naam des legers, te verwinnen of te sterven, en die woordverpanding verbreidde zich door gansch het pruisische leger.
Welk waren de woorden van den pruisischen willekeurigen koning, welke den moed der soldaten zoo hevig deden ontbranden? De koning zelf geeft ze op in zijne geschiedenis van den zevenjarigen oorlog. Er is niet de minste geestdrift in die rede; men vindt er geen schijn in van die taal, welke een Napoleon tot de opgewonden Franschen sprak: du haut de ces pyramides quarante siècles vous comtemplent.
Frederik redeneerde doodeenvoudig, legde de positie uit en zegde tot zijne generaals, dat hij, ofschoon minder in getal dan de Oostenrijkers, moest, ja moest overwinnen. Hij vertrouwde, zegde hij, dat men zijnen plicht zou doen. Het regement kavallerie, voegde hij er bij, dat zich niet gelijkelijk in 's vijands rangen storten zou, als zulks bevolen werd, wordt afgestraft; het bataillon infanterie, dat zijnen plicht vergeet, verliest zijne vanen en zijne eereteekens. ‘Nu,’ eindigde de koele, hooghartige, ‘leben Sie wohl, binnen kort hebben wij den vijand verslagen en zien wij elkander weêr.’
's Konings verwachting werd beantwoord. Frederik maakte 22.000 gevangenen, bemachtigde 134 kanons en 59 vaandels.