De Belgische Illustratie. Jaargang 8
(1875-1876)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
de tot nu bestaande transfusie. De nieuwe methode berust op het sterk inslorpend vermogen van het onder de huid gelegen weefsel, dat men zich ook reeds ten nutte maakte om pijnstillende geneesmiddelen door den weg der inspuiting toe te dienen. Nu gaat men dit uitbreiden door ook bloed langs dezen weg in te spuiten, en het zijn vooral de proeven, in 1873 door dr. Karst met dieren genomen, die tot de overtuiging geleid hebben, dat men ook bij den mensch hiervan gunstige resultaten mag verwachten, een vermoeden, dat door eene toevallige omstandigheid aanzienlijk versterkt werd, toen nl. bij een transfusie-operatie te Parijs door de onhandigheid van een assistent, het overgevoerde bloed niet in de ader, maar onder de huid geraakte, van daar spoedig in de circulatie opgenomen werd en een zeer merkbare verbetering in den toestand van den lijder ten gevolgehad. Sedert werden vooral door dr. Ponza, den directeur van het krankzinnigengesticht te Alessandria, met uitstekend gevolg, toepassingen van de nieuwe methode gemaakt. Maar voor nog merkwaardiger uitbreidingen is deze methode van onderhuids-inspuitingen vatbaar. Niet alleen bloed, ook voedsel kan langs dien weg onmiddellijk in het organisme gebracht worden. Menzel en Perco hebben aangetoond, dat vloeibaar vet (in hoeveelheden tot 30 gram binnen 40 uren), suikeroplossingen, melk, eierdooiers, eenmaal onder de huid gebracht, zeer spoedig der stofwisseling ten goede kwamen. Toch is deze laatste toepassing van minder vatbaar belang dan de eerste, en zal alleen in gevallen van uiterste noodzakelijkheid tot haar de toevlucht genomen worden.
Zijdewormen. - In een verslag over de zijwormen en biënteelt in Frankrijk, loopende over het jaar 1873, wordt meêgedeeld, dat in dat jaar uit 1.802.043 onsen (van 25 gr.) zijdewormeneieren bruto ongeveer fr. 17.263.000 waard, gewonnen werden 9.883.580 KG. cocons, vertegenwoordigende eene bruto waarde van fr. 68.614.802. Bijna deze geheele opbrengst, althans 94 pCt. er van, werd geleverd door acht departementen van het zuiden van Frankrijk, Gard, Drôme, Ardèche, Vaucluse, Bouches-du-Rhône, Var, Isère, en Hérault. In het eerstgenoemde departement alleen werden 2.708.095 KG. cocons gewonnen, in het laatstgenoemde 181.579. In 25 andere departementen wordt eene onbeduidende hoeveelheid zijde gewonnen, terwijl de zijdewormenteelt in de 54 overige geheel onbekend is. Het getal biënkorven wordt voor het jaar 1873 op 2.072.689 geschat. De opbrengst bedroeg 10.587.090 KG. aan honig, ter waarde van fr. 14.772.380, en 2.736.262 KG. aan was, ter waarde van fr. 7.320.059. De biënteelt wordt in alle departementen van Frankrijk aangetroffen; het meest echter wordt daarvan werk gemaakt in de departementen Morbihan, Ile et-Vilaine, Côte d'Or en Manche. De in de departementen Aude, Hérault en Savoye gewonnen honig wordt als de beste aangezien.
Een bruiloft in den hindostan. - In de tooverachtige beschrijvingen uit Indië, welke nu, ter gelegenheid der reis van den prins van Wallis, in de tijdschriften en dagbladen verschijnen, lezen wij het volgende: ‘Kort na mijne aankomst in Indië, was ik voorgesteld aan een inlandsch lid van den wetgevenden raad, een der invloedrijkste en rijkste mannen van het land. Dewijl hij mij tot het huwelijk zijner twee zonen uitnoodigde, hetwelk de sterrekijkers zijner familie op 25 november bepaald hadden, begaf ik mij in den namiddag ten zijnent. Ofschoon zeer druk bezig, zooals men wel denken kan, werd ik echter zeer gul ontvangen, en bood hij mij onmiddellijk aan datgene te laten zien, wat ik nog niet gezien had. Door een zijner neven in eene galerij, die eene soort van binnenplein omvatte, geleid, kon ik daar duizend à, twaalfhonderd vrouwen zien, in de schoonste stoffen van wit, blauw, geel, rood, groen gaas met zilveren en gouden franjes omzet, gekleed. Zij zaten neêrgehurkt naast elkander, op vijf lange rijen. Voor haar stonden schotels en onderschotels, gevormd door vijgenblaêren, met al de staaltjes der inlandsche gerechten: soep, curry, suikerwerk, enz. Men weet dat de bewoners van den Hindostan geen een dier mogen dooden of eten. Lepels en vorketten waren evenmin te zien als ammelakens en servetten; maar die dames vervingen dit alles door de werktuigen, welke de natuur haar gegeven heeft, en zelfs, dank zij de lange ondervinding, deden zij zulks met veel zuiverheid. Tusschen de rijen liepen de dienstboden, bloot tot aan het middel. Zij droegen soep en curry in ketels, uit welke zij de schotels vulden, naar gelang zij geledigd werden.
De maaltijd moest twee of drie uren voortduren, en van vijf tot acht was het de beurt aan de mannen. Als men nu nagaat dat deze maaltijden gansch de week van het huwelijk voortgezet worden, dan kan men zich een denkbeeld vormen wat onkosten een hindoesch huwelijk na zich sleept. Indien men elk maal per persoon slechts rekent op een halve roupie (1 fr. 25), komt men tot een fabelachtig cijfer. Dat is echter de eenige pracht van het volk; maar eene pracht, waardoor menige rijke familie plotseling verarmd wordt. Toch hebben zij den moed niet zich aan de dwingelandij der gewoonte te onttrekken. Men vermoedt zelfs dat de kindermoord der meisjes, die barbaarsche gewoonte welke Engeland zoo moeilijk in Indië kan uitroeien, voortkomt uit de hooge kosten der bruiloften. Het gouvernement tracht die uitgaven te besnoeien, hetzij door reglementen, zoo als in 1870, of door het aangaan van wederkeerige kontrakten tusschen bewoners van dezelfde lokaliteit. De gastheer had mij desavondsverzocht eene nautch of bayaderen-dans bij te wonen, hetgeen hier op alle bijzondere feesten wordt in acht genomen. Ten tien ure ging ik door de schitterend verlichte hovingen, om het huis te bereiken, waaruit ik reeds den klank der speeltuigen hoorde opstijgen. Ik trad in eene overgroote zaal, naar europische wijze gemeubeleerd. Mijn zwart kleed maakte een droevige figuur, in het midden van vijf of zes honderd Banyans, schitterend uitgedost. 't Is waar, had ik zijden tulband noch toga, ik had kousen en schoenen aan, terwijl de meesten dezer heeren naakte beenen en meestal naakte voeten hadden. Een prachtig tapijt bedekte den vloer en talrijke kandelabers wierpen stroomen licht op de printen, die aan den muur hingen. De vergadering zat op leunstoelen, rustbanken en stoelen van fransch maaksel, vierkant rond de plaats gezet, waar zou gedanst worden. Aan iederen nieuw aangekomene, bood een dienstknecht een ruiker, welke een tweede met attar (rozenwater) besproeide. De danseressen waren de eenige vrouwen in de vergadering.’
De korrespondent der Indépendance G. d'A. zegt echter dat die nautch, waarvan hij zich een gansch oostersch denkbeeld had gemaakt, niet aan zijne verwachting voldeed. Het orkest bestond uit drie mannen: een speelde een tamboerijn, de twee anderen een soort van guitaar. Er waren twee danseressen, die zoo wat 4 à 500 roupies belooning per avond ontvingen. Die girls waren veel meer gekleed dan de danseressen op onze schouwburgen, zelfs meer dan dat zij in stadskostuum waren; zij droegen de kleedsels hoog aan den hals, zware rokken en broeken aan de enkels vast. De nautch bestaat meer in zang dan in dans. Ten hoogste deed een der meisjes van tijd tot tijd eene stille beweging voorwaarts, de handen boven het hoofd gevouwen, en wiegelde zij het bovenlijf op de heupen. Die beweging is echter, zegt de korrespondent, niet zonder sierlijkheid en bevalligheid; doch zij sluit alle denkbeeld van oostersche weelderigheid of iets dergelijks, uit.
zangeressen. - De kunst, ten minste dansen zangkunst, worden in onzen tijd met overgroote, wij zullen zeggen, met dwaze prijzen betaald. Eene zangeres, die echter niets van hare kunst achterlaat en dus niets doet voor het nageslacht, krijgt meer geld voor een liedje te zingen, dan vele dichters voor een onsterfelijk stuk poëzie. Was het Bilderdijk niet die voor zijn ver[he]ven dichtstuk Ondergang der eerste Wereld, zestig gulden ontving? Welnu, mevrouw Titrens is gelukkiger; ziehier wat wij van haar lezen: Mad. Titrens, de beroemde zangeres, die sinds vele jaren aan de italiaansche opera te Londen verbonden is, reist op het oogenblik in Amerika. Voor het zingen van vijf aria's op een concert, werd haar 12.000 gulden geboden. Zij moest dit aanbod echter afslaan, omdat hare gezondheid te wenschen overliet en zij in vele andere steden, door contract gebonden, moest optreden. Twaalf duizend gulden voor drie of vier aria's, is wellicht de grootste som, die ooit een artiste is geboden.’ |
|