De zondag.
Wij hebben dat onderwerp meer dan eens behandeld gezien, vooral door duitsche kunstenaars, en echter zien wij het altijd met een innig genoegen terug. En waarom? Meer om het innerlijke, dan wel om het uiterlijke. Die oude kerk, met bemosden toren en geschilderde glasruiten, mogen iets schilderachtigs in zich hebben; dat jonge meisje en die oude moeder, welke de laatsten van alle de kerk verlaten hebben, mogen twee aantrekkelijke figuurtjes zijn - zeker is het, dat dit alles niet voldoende is om dat onderwerp, twintig - dertig maal behandeld, nog immer met genoegen te zien.
Neen, wat daarin ons boeit, is de zondag, de zonnige zondag! 't Is omdat het ook zondag is in de harten van die twee vrouwen, welke den dag des Heeren hebben gevierd naar aloud gebruik, naar hooger voorgeschreven wet. 't Is omdat wij zelf gevoelen wat het zegt: volbrachten plicht!
De oude moeder heeft van hare jeugd af gedaan, wat de dochter nu heeft aangevangen te doen. Naar die kerk werd zij als kind ten doop gedragen, zij deed daar de eerste communie, zij trouwde er voor het altaar en rechts en links van den tempel, strekt zich de doodenakker uit, waar allen, die haar zijn voorgegaan, rusten en waar men haar ook weldra plaats geven zal.
En in dien langen levensloop zijn het dezelfde klokken die haar oproepen, is het uiterlijke der kerk niets veranderd, zijn het dezelfde beelden, is het dezelfde leer welke er verkondigd wordt, zijn het dezelfde zangen, dezelfde gloria, dezelfde credo, dezelfde sanctus - en de tijdgeest staat verwonderd over het voortduren van dat gelooven, vertrouwen en hopen? Zóó was het met de moeder, zoo zal het met de dochter, en zoo zal het ook het beste zijn.