Bezoek bij neef en nicht.
De duitsche schilder A. Röstel brengt ons aan de kanten van het Schwarzwald en stelt ons twee bezoekers voor. Zij komen uit het dorp en dewijl er juist in de stad feest gevierd wordt, gaan zij ook regelrecht op neef en nicht af, om zich daar, voor zoo lang mogelijk, te installeeren. Of ze precies welkom zullen zijn, is eene tweede vraag en ons dunkt op hun uiterijk te zien, dat ook deze kwestie reeds vroeger door beiden besproken werd. De twijfel is niet goed mogelijk; doch ook daarom heefe de huisvrouw, die er erg berekend uitziet, het een en ander in eenen korf gepakt en dit zal de paspoort zijn, welke de inkwartiering aannemelijk maken moet. Wat er in den korf geborgen zit, kunnen wij moeilijk onderscheiden, maar of het wel opwegen zal tegen hetgeen die twee gezonde naturen zullen verslinden, is te betwisten. De bezoekers zijn twee typen, goed gekozen en met geest geteekend, natuurlijk in houding en beweging. De schilder Röstel moet een fijn opmerker zijn en die daarenboven de gelukk ge gave bezit, zeer levendig te kunnen weêrgeven wat hij ziet.