Ter dood veroordeeld.
Sedert de parijsche schilder Greuze zijn Jong meisje, dat haar dooden vogel beweent, ten toon stelde, zijn niet minder dan honderd en tien jaren verloopen, doch niet één enkel jaar daarvan ging voorbij, zonder dat niet een of andere meester een dooden kanarievogel op het doek bracht, waarbij trouw een meisje stond te weenen. De schilder Rotta heeft echter daarin eenige afwisseling gebracht door het slachtoffer in eene kip en het weenende meisje in een kleinen jongen te veranderen, en wie zijne schilderij nauwkeurig beschouwt, zal moeten erkennen dat de voorstelling er bij gewonnen heeft, daar zij meer de waarheid nabij komt. Een meisje dat om haren gevleugelden lieveling tranen stort, kan niet anders dan schoon zijn, en zelfs wanneer het tooneel op de vierde verdieping speelt, moeten toch minstens bloemen voor het venster, een spiegel boven de kas en een oude vrouw, bezig zijnde met naaiwerk, het zolderkamertje een zachter tint geven. Zoodra het een vogel betreft, die voor de keuken moet geslacht worden, houdt alle galanterie op. In plaats van bloemen zien wij hier een ris prozaïsche ajuinen, in plaats van een sierlijke kooi een ruw, uit hout getimmerd kippenhok en in plaats van een medelijdende matrone eene met een mes gewapend grijnzende oude.
Arme jongen!
Reeds daarin, dat de schilder ons zijn gelaat niet laat zien, ligt een bewijs voor zijne smart. Een meisjesgezicht waarover tranen rollen, is nog altijd liefelijk, het gelaat van een weenenden jongen daarentegen.....
Doch zijne smart is zoo diep. Hij is zich nog niet bewust, hij heeft er volstrekt geen denkbeeld van, dat men in het leven zeer dikwijls het hart moet hebben, geen hart te hebben. Het is zijn eerste smart, zijn eerste twijfel aan het volmaakte van het ondermaansche. Niet zonder eene diepe ontroering zag hij de bruine kip vermoorden, en nu was het de beurt van het dier waarvan hij zoo bijzonder veel hield, dat uit zijne hand de graankorrels kwam pikken, dat hem als een schoothondje naliep! En waarom moet zijn lievelingsdier sterven? Omdat zijn oom uit de stad is overgekomen, zijn oom, die voor hem, boerschen knaap, slechts een gerimpeld voorhoofd en een minachtenden blik heeft! Laat oom in de stad blijven, wat moet hij hier zijn vreugde komen storen! De knaap bidt en smeekt grootmoeder, het slachtoffer zelve weert zich, strekt de vleugels uit, schreeuwt en slaat het oog op haren vriend.... Dat mag een ander verdragen, hij is er niet toe in staat! Wanhopig wendt hij het hoofd af en verbergt het gelaat in zijn arm.
Kom, Willem, keer u om! lk ken uwe grootmoeder beter dan gij. Zij heeft u bang willen maken, meer niet. Zij heeft willen schertsen, zie maar, zij laat uwe vriendin weêr loopen. Mogen alle wederwaardigheden, die gij op uw verder levenspad zult ontmoeten, zoo vreedzaam opgelost worden!