Eene gemeubeleerde kamer.
Maandag. Eene prachtige kamer, niet waar, mijnheer! Vijf en zeventig francs per maand.
Dinsdag. Hoe! waar is de spiegel en de bibliotheek? 't Is waar, de huisvrouw heeft een en ander ter leen gevraagd.
Woensdag. Hemel! nu zijn er weêr andere meubels gaan wandelen!
Donderdag. Nu heeft de flesch zelfs den nachtblaker vervangen.
Vrijdag. Die houten stoel breekt mij den rug! Ik geloof wel te doen heen te gaan, want [...]
Zaturdag. Madame! ik ga elders logeeren, waar men niet zoo vreeselijk gauw naar Robinson's eenvoudigheid afdaalt!