Geschiedkundige anekdoten.
Pater Allard, in zijne voortreffelijke studie op Vondel's gedichten, verhaalt het volgende van den beroemden bloemenschilder pater Daniël Seghers: ‘Het is overbekend, hoe al de gekroonde hoofden van Europa, de kunstlievende prinsen van Oranje niet uitgezonderd, een of ander tafereeltje zochten te bekomen van Broeder Seghers.
‘Frederik Hendrik vereerde hem een rozenkrans van tien geëmailjeerde gouden kralen (een tientje), oranje-appelen verbeeldende, en Amalia van Solms een gouden schilderstok. Constantijn Huygens bezong den ‘bloemschepper onder God’ en Vondel, wiens vriendschapsbetrekkingen met de katholieke vermaardheden in de spaansche Nederlanden zoo innig waren: Vondel, die wat men er ook van moge gezegd hebben, niet slechts een groot kunstminnaar, maar ook een fijn kunstkenner was; Vondel zocht de vriendschap van - en de persoonlijke kennismaking met den beroemden Jesuïet.
‘Nu gebeurde het - althans zoo luidt de te Antwerpen steeds voortlevende overlevering dat Vondel aldaar kwam ten tijde dat Proeder Seghers zich met een of ander kunststuk onledig hield. Vurig verlangend om met den bekwamen bloemschilder in kennis te komen, begaf hij zich naar het professiehuis, maar hoorde tot zijne groote teleurstelling, dat de broeder-schilder afwezig was. Vriendelijk werd nu de dichter verzocht, zijn naam bekend te maken, hij daarentegen verklaarde dien niet te zullen openbaren, vóór hij in des kunstenaars eigen werkplaats was aangekomen.
‘Daar toegelaten nam hij eerst de aanwezige bloemtafereelen in oogenschouw en vervolgens een stuk houtskool in de hand, waarmeê de geestige dichter, op den witten muur de hier achter volgende regelen schreef.
‘De Jesuïet, zoo zegt men, die Vondel begeleidde, had ze nauwelijks gelezen of, den vreemdeling verbaasd aanstarend, riep hij uit: ‘Gij moet de duivel zijn of... Vondel.’ En nu bleek het dat het de duivel niet was maar de engelachtige dichter der ‘Altaergeheimenissen.’
Ziehier de regelen, waarvan sprake is: bijschrift voor Daniël Seghers, fenix der bloemschilderen:
De geest van Seghers is een By,
Waer op de Nederlanders roemen.
Zy zuight haer honighleckerny
En geur uit allerhande bloemen.
Een By quam op zyn schildery
En geur en kleuren aengevlogen,
En riep: Natuer, vergeef het my:
Dat bloempenseel heeft my bedrogen.’
Van Lennep zegt, dat Vondel in 1651 te Brugge was, ter gelegenheid van de wijding der bisschoppen van Brugge en Roermond. Misschien werd ook op dit tijdstip, zegt pater Allard, het bezoek te Antwerpen afgelegd. Het stukje zou dan van dat jaar dagteekenen, ofschoon anderen het vroeger stellen.