Het meisje met de ganzen.
Vele jaren geleden debuteerde hier, in de antwerpsche tentoonstelling, een duitsch schilder, met eene jaarmarkt, waarop hij de Jodentypen op eene merkwaardige wijze wist te schetsen. Die schilderij was het werk van den heer Knauss. Alles deed in dien kunstenaar een geestig en diepzinnig opmerker zien.
Wat echter aan dat tafereel ontbrak, was eene zekere frischheid; het onderwerp, wij bekennen het, bracht echter dat gemis wel eenigszins meê. Later merkten wij echter hetzelfde gebrek in andere schilderstukken van dien meester - want hij was een meester - op.
Vandaag moeten die, welke dezelfde opmerking maakten als wij, wel verwonderd zijn, dat het zoo frissche, lieve, rijk gestoffeerde tafereel ‘het meisje en de ganzen’ van dienzelfden Knauss is.
Kan men inderdaad iets liever en frisscher bedenken dan dat kind, in dat echt duitsche landschap geplaatst, en omringd door die malsche en welvarende ganzen? Dat doet ons aan het vaderland van Charlotte en Werther denken, en Goethe had een zoo naïef tafereel als Knauss ons levert, zeker niet versmaadt.
Men kan dit onderwerp zien, nogmaals zien, en men merkt, zoowel in hoofdonderwerp als in bijzaken, immer nieuwe schoonheden op.