Nieuwe boeken.
Pepermuntjes, honderd dichtjes van B. van Meurs.
Ge kent den geestigen dichter van Meurs reeds, lezer! Wij hebben u met hem doen kennis maken door zijne prachtige vertalingen, die onder den titel van Germania's het licht zagen bij den uitgever Henri Bogaerts te 's-Bosch. Vandaag bezitten wij van dien dichter eene kleine uitgaaf, welke wij even hoogschatten als de Germania's. Het boekje werd uitgegeven te Utrecht, bij de Wed. J.R. van Rossum en heet Pepermuntjes.
De dichter presenteert u zijne doos met pepermuntjes:
'k Heb 't u dank te wijten,
De Pepermuntjes zijn puntdichtjes, dikwijls van de scherpste soort. Laat er ons eenige nemen en ze smaken:
De leerspreuk zegt: ‘Het geld is louter slijk;’
Maar de practijk: ‘'t Brengt zoden aan den dijk.’
De leerspreuk zegt: ‘De wijze alleen is rijk;’
‘De rijke alleen is wijs,’ zegt de practijk.
Toch blijft de spreuk bestaan:
‘Dat hij me een pink, maar nooit een hand geeft,
Wat zou de man daarmeê bedoelen?’
Zijn eigenwaan wil u doen voelen
Dat hij meer aan zijn pink verstand heeft,
Dan gij aan 't heele lijf.
‘In den wijn ligt de waarheid,’ zoo spraken de Grieken;
Maar die lui hadden toen geen chimie of fabrieken.
Nu de wijnen zoo weinig meer deugen,
Moest het zijn: ‘In den wijn ligt de leugen.’
Hoe kunt gij over 't goed en kwaad
Der wereld vonnis strijken,
Gij, die door de wereld gaat
‘Wat is een spoorwegnet, papa?’
't Is, jongen, in Amerika
Een zegen (schepnet), waar schavuiten
Meê visschen naar mijn duiten.
Zeg niet alles wat ge denkt,
Anders raakt ge in onmin;
Denk bij alles wat ge zegt,
Anders spreekt gij onzin.
Een lofspraak uit een koningsmond -
Een kunstnaar watertandt er van;
Maar zoo de vorst eens niets verstond
Van kunst - wat geldt die lofspraak dan?
Geestig, fijn en keurig, niet waar, lezer? Wij zijn hier pas aan bladzij 21, hebben niet gekozen, maar slechts op goedvallen uit genomen, en men moet bekennen, dat die kleine Pepermuntjes meer doen nadenken dan menig lang gealexandrijnd heldendicht. Doch gij ziet, lezer, nogmaals naar het doosje! Welnu, laat ons nog een paar lekkernijen nemen.
‘Eerst hoorde ik der bijen zacht domlend gegons,
Toen voelde ik mij steken!’
Eerst hoort gij zeer lief en met lof van u spreken,
Dan...... krijgt ge de bons!
Er zijn raven genoeg in deze eeuw,
Die gelooven aan 't woord van den vos:
‘Uw gevedert is blanker dan sneeuw!’
Maar ze laten de kaas niet meer los.
‘Zeg, vriend, zoudt gij er kans toe zien,
Dat 'k gauw veel geld verdien?
Wat zou ik uit gaan vinden?’
Maak voor den krijg een nieuw machien,
Om binnen een minuut of tien
‘De spaarzaamheid is moeder van den rijkdom.’
Dit spreekwoord wordt zoo toegepast:
Hoe kariger en kaler in de keuken,
Te rijker in de kleerenkast.
Men kan in vorstelijke zalen
Veel moeielijker ademhalen
Dan in een klein vertrek.
Wie heeft de grootste opinie van zich zelven?
De schrijver van een krant,
Die noemt zich immers, of 't zoo niets is,
‘Mijn zoon geeft me alle reên tot klagen,
Waar komt dat toch vandaan?’
Gij moet u zelven maar eens vragen:
Niet graag uw vlooi zijn.
| |