Don Alfonso en zijne echtgenoote.
Wij zijn gelukkig hier de welgelijkende portretten te kunnen meedeelen van twee vorstelijke personen, die, in weerwil van hunne uitmuntende hoedanigheden, aan de grootste lastering en verguizing blootstaan. Wij zijn er reeds lang aan gewoon, de namen van don Alfonso en zijne echtgenoote te zien koppelen aan de walgelijkste ondeugden; zij worden beschuldigd van de meest onmenschelijke wreedheden, en ofschoon de afschuwelijke daden, die men hen ten laste legt, herhaaldelijk tegengesproken zijn, niet slechts door geloofwaardige ooggetuigen, maar zelfs door de personen, welke men als hunne slachtoffers had aangewezen, toch blijft men voortgaan hunne eer te bezoedelen en hunne namen aan de verachting prijs te geven.
't Is inderdaad niet eervol voor onzen tijd, dat de deugd openlijk beleedigd en de ondeugd vereerd wordt, en om te bewijzen dat dit wezenlijk zoo is, hiervoor hoeft men niet naar feiten te zoeken. Voor de belagers van het Kristendom, voor de verdedigers van den vorstenmoord richt men gedenkteekens op; de verdedigers van altaar en troon worden daarentegen veracht. Dezelfde pennen die Lamoricière en Pimodan verguisden, omdat zij den degen hadden getrokken ter verdediging der koninklijke rechten van den Paus, schreven lofzangen ter eere van Garibaldi, die het koningschap bij de gratie Gods wil uitroeien, omdat hij Kristus haat en diens leer.
Dezelfde mannen, die juichten toen te Parijs een gedenkteeken voor Voltaire werd opgericht, joegen den moordenden kogel in de borst van den aartsbisschop.
Op denzelfden tijd dat men in Zwitserland de Jesuïeten verjoeg, werd daar eene schuilplaats verleend aan Mazzini, in weerwil van zijne erkende medeplichtigheid in den aanslag op het leven van keizer Napoleon. Toen in 1870, op den verjaardag van den afschuwelijken moord, tijdens de groote fransche revolutie op koning Lodewijk XVI gepleegd, een banket ter nagedachtenis van Orsini werd gegeven, werd Mazzini, die in Frankrijk bij verstek ter dood veroordeeld was, daarbij vertegenwoordigd; die koningsmoordenaar kreeg een luisterrijk graf in dezelfde stad, die voor den wettigen souverein nauwelijks eene schuilplaats over heeft, en waar men Garibaldi gelegenheid geeft om zijne goddelooze plannen tegen altaar en troon voort te zetten.
Inderdaad, men hoeft slechts zijn degen of zijne pen aan de revolutie en het ongeloof toe te wijden, om toegejuicht te worden; men hoeft slechts als de verdediger van het gezag van altaar en van troon op te treden, om verguisd te worden.
‘De wereldrevolutie handelt logisch, als zij ons vreest en verfoeit,’ zoo schreef don Carlos aan zijn broeder don Alfonso, na de schandelijke tooneelen te Gratz, ‘want wij zijn hare onverzoenlijke vijanden. Nooit zal die wereldrevolutie u vergeven, dat gij de nederige uniform van pauselijk zouaaf hebt aangenomen, en later als generaal in Spanje uw degen ten dienste van den wettigen koning hebt gesteld.’
Die woorden geven den sleutel voor de aanslagen, die tegen de eer en zelfs tegen het leven van don Alfonso en zijne echtgenoote gesmeed worden. Daar is eene partij, ook bij ons, die den jongen prins en zijne beminnelijke en heldhaftige echtgenoote een doodelijken haat heeft toegezworen, niet alleen omdat beide vorstelijke personen deelgenomen hebben in den strijd tegen de revolutie, maar ook en nog veel meer omdat hunne hoedanigheid van geest en hart, eene zwarte schaduw werpen op de daden hunner tegenstanders, op de beginselloosheid van onzen tijd.
Men heeft eens hier te lande het grauw tegen den graaf van Chambord opgehitst, uit haat tegen het koningschap bij de gratie Gods, zoo belaagt men ook de eer en het leven van don Alfonso en zijne echtgenoote, uit haat tegen Rome en de Bourbons.
Wat zou de wereld pronken met de heldendaden van prins Alfonso, wanneer hij ware opgetreden als de aanvoerder van een vrijkorps tegen het wettig gezag, en met welke geestdrift zou de moed bezongen worden van zijne vrouw, die, alle gevaren trotseerende, op het oorlogsveld de getrouwe gezellin van haren echtgenoot was! Doch zij hebben geleden en gestreden voor de godsdienst, voor het wettig gezag, tegen de wereldrevolutie - dat is hun misdrijf; daarom misgunt men hun de tijdelijke rust, daarom wordt al het mogelijke aangewend om hen in het verderf te storten.
Te Madrid vroeg men de uitlevering van don Alfonso, te Berlijn werd die uitlevering bevolen, te Gratz verwekte men oproer tegen hem en zijne gemalin. Mazzini, die eene samenzweering tegen het leven van Napoleon III had gesmeed en die openlijk de verdelging van het koningschap verkondigde, werd in Zwitserland in bescherming genomen door dezelfde partij, die te Gratz het geweld te baat nam om tegenover don Alfonso en zijne gemalin de wetten der gastvrijheid te schenden.
Waartoe zou het noodig zijn nog nader de oorzaak toe te lichten van lastering en verguizingen, waaraan don Alfonso en zijne echtgenoote zijn blootgesteld; voor onze lezers moet dit onnoodig zijn. Wij willen daarom bij de portretten der twee personen slechts enkele bijzonderheden uit hun leven voegen.
De infant Alfonsus Maria is de tweede zoon van don Juan, wiens vader - Carlos V - eens zulk een langdurigen en bloedigen strijd heeft gevoerd in hetzelfde Spanje, dat nu weêr getuige is van eene geweldige worsteling. Don Alfonso werd den 12 September 1849 in ballingschap geboren, en heeft dus nu bijna den ouderdom van zes en twintig jaren bereikt Hij heeft, evenals zijn broeder don Carlos, eene opvoeding genoten, die bij de ontwikkeling van veelzijdige kundigheden, de godsdienst tot grondslag had. Hij was van jongs af nauwgezet in plichtsbetrachting en vol godsdienstijver.
Prins Alfonso was nog zeer jong toen de kreet ‘naar Rome!’ zich deed hooren, omdat de revolutie hare aanslagen tegen het wereldlijk gezag van den Paus verdubbelde. Hij gaf aan dien wapenkreet gehoor, trok de nederige uniform van pauselijk zouaaf aan, en heeft een werkzaam deel genomen aan de roemvolle verdediging. De afstammeling van zooveel gekroonde hoofden nam het geweer op den schouder, om het erfdeel van Petrus tegen de vijanden der Kerk te verdedigen. Allen die hem, ook als officier, gekend hebben, erkennen eenstemmig dat hij de meest uitmuntende hoedanigheden van geest en hart bezit. Hij bleef in het strijdperk zoolang men zijne hulp noodig had, en men vond hem daar nog toen zijn koninklijke broeder den strijd tegen de revolutie reeds in Spanje begonnen was.
Don Carlos had zich altijd de rechten op den troon van Spanje voorbehouden, doch was nooit handelend opgetreden zoo lang koningin Isabella op den troon zat; toen de revolutie die vorstin echter verjoeg, deed hij een oproep aan de Spanjaarden, die veel weêrklank vond, doch door de troepen onderdrukt werd.
Toen echter de constitutie geheel met voeten getreden werd en het geweld openlijk de plaats van het recht ging innemen, bevool hij, als koning, den Carlistischen afgevaardigden, geen zitting in de Cortez te nemen. De tijd van twijfelen was voorbij; don Carlos beloofde dat hij eerlang zijn protest op het slagveld zou herhalen en hij hield woord.
‘Spanjaarden,’ zoo sprak hij in zijn manifest tot de spaansche natie, ‘de plicht van een koning is voor zijn land te sterven of dit te redden. Ik dank God dat Hij mij heeft toegestaan den gezegenden grond weêr te betreden.... Ik ken uwe grieven, ik heb uwe klachten vernomen. Van alle zijden hebt gij mij geroepen. Ik ben gekomen en roep op mijne beurt u zonder onderscheid van partijen. Ik richt mij tot alle Spanjaarden, daar allen mijne broeders zijn. De heilige godsdienst onzer vaderen wordt vervolgd, de goeden worden onderdrukt, zedeloosheid wordt geëerd, regeeringloosheid zegepraalt, de openbare gelden worden verkwist, het vertrouwen is verdwenen, de eigendom wordt bedreigd en de nijverheid kwijnt weg....’
Men kent de worsteling die, met geringe krachten begonnen, zulke groote uitbreiding heeft aangenomen. De revolutie heeft al het mogelijke beproefd, om de legerscharen van don Carlos te vernietigen, doch zij is daarin niet geslaagd, zelfs niet door den machtigsten politieken en geldelijken steun. Men heeft van den beginne af getracht de wapenfeiten der Carlisten te verkleinen, nooit is wellicht meer onwaarheid