In het bosch.
Ziedaar een zonnig, levendig en frisch tafereeltje. De houthakkersvrouw is diep in het bosch gegaan, om aan haren man het middagmaal te brengen. Daar, op die steenen bank wil ze nu een oogenblik rusten; doch indien zij vermoeid is, dan is het de kleine bengel niet; deze, nooit moê van spelen, loopt en woelt, daagt zijne moeder uit en springt juichend het bosch in, als zij hem met het eikentakje wil raken. Moeder en kind zijn beiden gelukkig, men ziet het wel; en voorwaar, de schepper van dit tafereel moet het insgelijks geweest zijn, toen hij zijn werk zoo wel geslaagd zag.