Bruiloftsgeschenken.
Bij onze vaderen waren de bruiloftsgeschenken zeer sterk in voege, en wij vinden omtrent de 16e eeuw vermeld, dat de bruidsvader aan zijne dochter ten geschenke gaf: ‘een damasten rok en een zwart fluweelen rok met paerlen versierd; een gebedenboek van blauw fluweel met gouden sloten; twee gouden ringen met edelgesteenten; een paar gouden armringen en een armband van roode koralen; een gouden hart; een paerelsnoer en verder eenig lijnwaad en kanten.
‘En den bruidegom heeft hij vereerd een snoer gekromde goudguldens; een paar armbanden; een gordel met zilver en gesteenten ingelegd; een gouden ring met een kruis; een gewonen gouden ring en nog een met edelgesteenten; een gouden kruis; een zijden kleed; een damasten kleed en een kleed van neteldoek; een paar kamoesde dansschoenen; een paar pantoffels met zilver gestikt en een zeer schoon genaaiden neusdoek.
‘Dat dunkt u,’ gaat de schrijver van het Nederlandsche Volk voort, ‘al vrij wat aardigs; maar het getal der geschenken is daarmeê niet ten einde; ook de bloedmagen en verwanten, die met volle twintig, het hoogste getal bij de wet op de weelde toegestaan, aanwezig zijn, hebben geene ledige handen geboden. Van hen ontving de bruid een groot zilveren drinkvat; een fraai spinnewiel; een kostbare wieg, van niet minder dan vijftig gulden; een fijn tafellaken; lijnwaden; kanten; bekers; drinkschalen; een stel vorken, wier gebruik nu algemeen wordt, en dergelijke geschenken meer.’
Bij de lange reeks van prachtige geschenken voegden zich natuurlijk die van den bruidegom aan de bruid, en het nevensgaande tafereel, van den Antwerpschen schilder Van der Auwera, geeft er ons een klein staaltje van. De verloofden zijn jong, schoon en rijk: men ziet het aan de kleeding, aan den huisraad. De bruidegom wil dan ook zijner bruid geen genot onthouden, en het meisje heeft misschien slechts door een glimlach den wensch uitgedrukt de kostbare juweelen te bezitten, welke haar thans worden aangeboden.
De samenstelling, de pracht der kleederen, de rijkheid der omgeving, het kwistige in de bijhoorigheden, de groepeering der drie personen, toon en kleur - alles werkt samen om aan die schilderij, en zelfs aan de teekening, eene groote aantrekkelijkheid te geven.