beminde ook den jongeling; doch de booze koningin der Bretanjers bracht hem aan hare voeten terug en Lancelot werd ontrouw, al had het edele meisje hem dan ook eens het leven gered, door het verbinden zijner wonden.
De arme verstootene kwijnde weg van smart en stierf ten laatste. Alvorens te sterven, had zij aan hem, die haar verlaten had, een treffenden brief van vergiffenis geschreven en drukte tevens den wensch uit, dat zij in hetzelfde klooster, waar hare moeder reeds rustte, mocht begraven worden.
Om aan dien laatsten wensch te voldoen, werd het lijk der jonge maagd op eene baar, met zwart fluweel overdekt, gelegd en deze baar in eene boot, met bloemslingers versierd, neêrgezet. Het toezicht over die drijvende doodkist werd aan eene stomme dienstbode der edele familie toevertrouwd.
Die boot daalde de rivier af en moest het kasteel voorbij drijven, waar de meineedige met de koningin der Bretanjers verbleef. Treffend kontrast! voor den dorpel ran het geopend venster stonden beiden en koutten en lachten - en dit terwijl de boot, met de doode beladen, den stroom afzakte
Later, na vele gebeurtenissen, en zelfs vrij geworden zijnde om zich met elkander in den echt te begeven, gaven Lancelot en de koningin hieraan echter niet toe. De wroeging was daar en de twee misdadigen verlieten elkander en gingen boete doen in het kloosterleven.
Beken met ons, dat er in dit verhaal eene rijke bron van stof voorhanden is. Dat kwijnend meisje, hetwelk stervend vergiffenis geeft, aan hem die haar doodt, duidt den verhevensten Christenzin aan. Het slot van den roman zelf ademt den reinen Christengeest.
Naast die fijngeestige episode, bevat het werk van Chrétien de Troyes, een aantal ridderlijke feiten, en vooral de degenstooten ontbreken er niet in. In alle geval, de stof zou, door een onzer hedendaagsche novellisten behandeld, nog boeien, evenals zij de aandacht der schoone kasteelvrouwen in de 13e eeuw boeide.